20526 |
eierkoek |
eierkoek:
eerkok (P120p Alken),
eeêrkoek (P120p Alken)
|
eierkoek [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|
24478 |
eik |
eik:
eek (P120p Alken),
ɛi̯k (P120p Alken),
eikenboom:
eekeboom (P120p Alken)
|
eik [RND] || eikenboom [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
24479 |
eikel |
eikel:
ekkel (P120p Alken),
ekəls (P120p Alken)
|
eikel [ZND 34 (1940)] || eikels [RND]
III-4-3
|
28471 |
eitjes |
eier:
ęjǝr (P120p Alken)
|
De eitjes die de koningin legt. Een ei is maximaal twee millimeter. Zowel de bevruchte als de onbevruchte eieren worden door één individu, de koningin of moer, gelegd. De koningin gaat van cel tot cel bij het leggen. Ze stelt een vluchtig onderzoek in met haar sprieten, kromt vervolgens het achterlijf en deponeert op de bodem van elke cel een eitje. [N 63, 21a]
II-6
|
24142 |
ekster |
jekster:
jekstər (P120p Alken)
|
ekster [ZND 39 (1942)]
III-4-1
|
28846 |
elastiek |
elastiek:
elǝstek (P120p Alken)
|
Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.]
II-7
|
24970 |
elders, ergens anders |
erres anders:
aers ānərs (P120p Alken)
|
Overvloed. Hier vindt ge die planten niet, maar elders (ergens anders, ievers, ...) groeien ze in overvloed. [ZND 44 (1946)]
III-4-4
|
19685 |
elektriciteit |
elektriek:
illentrik (P120p Alken)
|
electriciteit [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
21257 |
elektrische tram |
elektrieken tram:
illentrikke tram (P120p Alken),
elektriekse tram:
eletriksche tram (P120p Alken)
|
Een electrische tram. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
26334 |
elevator |
elevator:
ęlęvātǝr (P120p Alken)
|
Toestel voor het transport van los graan binnen de molen. In dit lemma is een aantal verschillende inrichtingen voor het vervoer van graan bijeengeplaatst. Met de slang bedoelt men in Q 181 een ø̄vijzel zonder eindeø̄. [N O, 24g; Jan 250; Coe 228; Grof 301; N O, 24h]
II-3
|