17609 |
neus (spotnamen) |
snuit:
dikke snuit (P120p Alken),
lang snuit (P120p Alken),
snuit (P120p Alken),
tomaat:
tomaat (P120p Alken)
|
neus, Een dikke ~ (domper, kolf, tromp, domphoren, foepneus, kokkel). [N 106 (2001)] || neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk, koker, kuit, gevel). [N 106 (2001)] || Spotbenamingen voor de neus [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17614 |
neusgaten |
neuskotten:
neuskooten (P120p Alken)
|
Neusgaten (neuskoeten, -luiken). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17613 |
neusvleugel |
vleuger:
vleuger (P120p Alken)
|
Neusvleugel: beweeglijke buitenwand van een neusgat (neusvleugel, neusvleuger) [N 106 (2001)]
III-1-1
|
20482 |
nicht |
nicht:
nicht (P120p Alken)
|
nicht; de kinderen van een oom of tante [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
34265 |
nieren |
nieren:
nīrǝ (P120p Alken)
|
Boonvormig orgaan dat dient tot afscheiding van de urine. De opgaven zijn alle meervoud. [N 28, 88d]
I-11
|
34154 |
niet drachtig |
muntig:
mø̄.ntex (P120p Alken)
|
[JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.]
I-11
|
25391 |
niet goed gebroeid |
verschouwen:
vǝrsxā (P120p Alken)
|
Als men bij het broeien te veel of te heet water gebruikt, is het effect averechts: de haren blijven dan erg vast op de huid zitten en laten zich niet gemakkelijk verwijderen. Opgaven als ''het varken is verbranden de huid is verbrand'' zijn versmolten tot één type "verbrand".' [N 28, 23; monogr.]
II-1
|
18220 |
niet passen |
niet mikken:
ni mikke (P120p Alken)
|
Niet passen, gezegd van kleding-stukken [pronsen, bolderen, flodderen, slodderen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
17724 |
nieuwsgierig kijken |
gapen:
gapen (P120p Alken)
|
Nieuwsgierig kijken (gapen, curieus kijken, spitsmoelen) [N 109 (2001)]
III-1-1
|
18122 |
nijdnagel |
wijwortel:
weïjwottel (P120p Alken),
wijwottel (P120p Alken)
|
ik heb een nijdnagel (waar de huid langs de vingernagel inscheurt) [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|