e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Altweert

Overzicht

Gevonden: 1278
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
frater steenknuiter: steînknuuëter (Altweert) frater III-4-1
frikandel frikadel: frikkedel (Altweert) frikandel III-2-3
fruit eten snatsen: Hae és maager van ¯t snaatse  snaatse (Altweert) uit de hand fruit eten III-2-3
fruit, ooft ooft: spec. slechte soort peer als vlaaispijs gebruikt  oeëft (Altweert) ooft I-7
fruit, slechte kwaliteit kraatsel: kraatsel (Altweert) gerimpelde appel I-7
fundament fondament: fǫ.ndǝmę.nt (Altweert) De grondvesten van een gebouw. Het fundament kan al dan niet onderheid zijn, wordt in metselsteen, stampbeton of gewapend beton uitgevoerd en reikt tot aan het maaiveld of de begane grond. [N 31, 1a; N 31, 1b; N 31, 1c; monogr.] II-9
gagel gaalhout: zeer aromatisch, gebruikt onder het stro in bedden om ongedierte te verdrijven  gaolhout (Altweert) gagel III-4-3
gang gang: ga.ŋk (Altweert) gang III-2-1
garen garen: gārǝ (Altweert) Gesponnen draad in het algemeen. Het garen kan gemaakt worden van allerlei vezels, bijv. katoen, wol, zijde en linnen. [N 62, 55a; N 59, 6a; L 1a-m; L 7, 58; L 17, 4; L 28, 14; L A1, 18; L B1, 69; L B1, 80; MW; S 7; monogr.] II-7
garenklosje, garenpijpje klosje: klø̜skǝ (Altweert) Doorboord klosje waarop het garen is gewonden of pijpje waarop het garen zit. [N 59, 9; N 62, 56a; N 62, 56b; Gi 1.IV, 23; MW; monogr.] II-7