20546 |
azijn |
azijn:
azien (L318d Altweert),
ezien (L318d Altweert),
edik:
aek (L318d Altweert, ...
L318d Altweert),
eêk (L318d Altweert, ...
L318d Altweert)
|
azijn
III-2-3
|
20551 |
babbelaar |
bakkesvol:
bak’kesvôl (L318d Altweert),
karamel:
Fr. caramel
kermel (L318d Altweert)
|
caramel || zwart witte caramels waarmee men meteen de mond vol heeft
III-2-3
|
20278 |
baby, zuigeling |
plat kindje:
plat kintje (L318d Altweert)
|
kindje dat in de wieg ligt of nog niet kan lopen
III-2-2
|
20147 |
baker |
kraamnabuur:
4 à 5 huizen Verplichtingen en rechten bij huwelijk, doop, ziekte , dood, dringend seizoenswerk en verhuizing; cf. WNT s.v. "nabuur - daarnaast vroeger nagebuur"; vgl. "Nachbar"(D.)
kraomnaober (L318d Altweert)
|
naaste buutschap
III-2-2
|
29808 |
baksteen |
brik:
brek (L318d Altweert),
klauw:
klaw (L318d Altweert),
klauwsteen:
klawstęj.n (L318d Altweert)
|
Uit klei of leem gebakken steen die voor metselwerk, en in hardgebakken vorm, ook voor bestrating wordt gebruikt. Het woordtype rijnvorm (P 47) duidt een bepaald formaat (180x 85x50 mm) van steen aan dat als basis dient om het stukloon te berekenen (Schuddinck, pag. 164). De benaming klinker wordt volgens Coopman (pag. 34) gebruikt voor de beste soort baksteen. Over de waalsteen merkt hij op (pag. 87) dat deze aan de oevers van Waal, Boven-Rijn, Lek en Maas wordt gebakken. [Wi 10; S 37; L 32, 95; N 98, 160; N 30, 52a; monogr.]
II-8
|
20688 |
bal gehakt |
frikadel:
frikkedel (L318d Altweert)
|
bal gehakt
III-2-3
|
20695 |
balkenbrij |
balkenbrij:
balkebreej (L318d Altweert),
Gaef mich smêrgus mer ¯n pan bâlkebreej, lekker. De naober krieëg altiêt ¯n teluur bâlkebreej, mer ouch pestoeër en ¯t huit vanne schoeël (zie ook:proof)
bâlkebreej (L318d Altweert),
kruipuit:
Ze hebbe kerboët en woorst koôme bringe
kerboêt (L318d Altweert)
|
balkebrij || balkenbrij, bereid uit vlees van o.a. varkenskop, longen, lever en bloed, gekookt met boekweitmeel
III-2-3
|
19114 |
bang |
bang:
bang (L318d Altweert)
|
bang
III-1-4
|
18848 |
bangerik |
bangeschijterd:
bangeschiêtert (L318d Altweert),
boksenschijterd:
bókseschiêtert (L318d Altweert),
piemel:
piemel (L318d Altweert),
pisser:
pisser (L318d Altweert),
schijthuis:
schiêthoês (L318d Altweert),
siemesop:
siêmesop (L318d Altweert),
sopsieme:
sopsiême (L318d Altweert),
soptrien:
soptrien (L318d Altweert),
strontkar:
stroóntker (L318d Altweert),
zeikerd:
zeîkert (L318d Altweert)
|
bang meisje || bangerik
III-1-4
|
24299 |
barbeel |
berf:
vis
berf (L318d Altweert)
|
barbeel (witvis)
III-4-2
|