e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Altweert

Overzicht

Gevonden: 1278
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klapekster houwegerst: houw’aegerst (Altweert) klapekster III-4-1
klaproos klaproos: klaproeës (Altweert), slaapkopje: slaopköpke (Altweert) klaproos III-4-3
klaverzuring hazeklee: haazeklieë (Altweert) klaverzuring III-4-3
kleefkruid weerkruid: wer-kroêt (Altweert) kleefkruid III-4-3
kleerhanger hangertje: hę.ŋǝrkǝ (Altweert), hɛ.ŋərkə (Altweert), klederhanger: klęjǝrha.ŋǝr (Altweert) Gebogen houtje of beugel met haak waarop men jas of mantel zonder kreuken kan ophangen. [N 59, 35; monogr.] || kleerhanger II-7, III-2-1
klef knets: Di-j mik és êrreg knetsj: dat brood is erg klef  knetsj (Altweert) ongaar, deegachtig (vooral van brood) III-2-3
kleinkinderen kindskinder: uitsluitend in mv.  kinskînjer (Altweert) kleinkinderen III-2-2
kleinzoon kleinzoon: kleinzoeën (Altweert) kleinzoon III-2-2
kleiput leemkuil: lęj.mkūl (Altweert) Delfplaats waar klei als grondstof voor de fabricage van bakstenen met de hand wordt gestoken of met behulp van machines wordt afgegraven. [N 98, 17; monogr.] II-8
kliefhout bremenklover: briǝmǝklø̜jvǝr (Altweert) Het houtje of ijzertje waarmee men wissen klieft. Zie ook afb. 265. [N 40, 86; monogr.] II-12