34321 |
krul in de staart |
krol:
krol (L318d Altweert)
|
[N 76, 16]
I-12
|
34299 |
kudde volwassen varkens |
klocht:
klǫxt (L318d Altweert),
stal:
stal (L318d Altweert)
|
In dit lemma zijn de benamingen voor "kudde dieren" in het algemeen en "kudde varkens" in het bijzonder opgenomen. Zowel in de "Amsterdamse" als "Leuvense" vragenlijsten was gevraagd naar "kudde dieren". Dieren konden varkens, schapen, koeien, ganzen zijn. De antwoorden die betrekking hadden op specifiek "kudde schapen", "kudde ganzen" zijn bij het hoofdstuk schapen, ganzen ondergebracht. [N 76, 2; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; monogr.]
I-12
|
24199 |
kuifleeuwerik |
kuifliewerk:
koeflieëwêrrek (L318d Altweert)
|
kuifleeuwerik
III-4-1
|
32341 |
kuip |
kuip:
kū.p (L318d Altweert)
|
In het algemeen een wijd vat, meestal van hout, van boven open en daar ook iets wijder dan aan de onderzijde. [N E, L; S 19; L 1a-m; L 17, 18a; monogr.]
II-12
|
32246 |
kuiper |
kuiper:
kȳpǝr (L318d Altweert)
|
Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.]
II-12
|
32248 |
kuipersbedrijf |
kuiperij:
kȳpǝrej (L318d Altweert)
|
Het bedrijf waar men houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [monogr.]
II-12
|
17773 |
kuit |
reuchel:
reuchel (L318d Altweert)
|
viskuit
III-4-2
|
19015 |
kundig |
capabel:
kómpaabel (L318d Altweert)
|
kundig
III-1-4
|
19863 |
kussen |
kussen:
køͅsə (L318d Altweert)
|
kussen
III-2-1
|
19632 |
kussensloop |
kustijk:
køͅstēk (L318d Altweert),
kustreksel:
køͅstreͅksəl (L318d Altweert)
|
kussenovertrek, kussensloop
III-2-1
|