32014 |
lijmknecht, sergeant |
sergeant:
sǝrža.nt (L318d Altweert)
|
Houten of metalen werktuig waarmee te lijmen delen vastgeklemd kunnen worden. Het bestaat uit één of twee lange benen waarop twee dwarsstukken zitten die met behulp van een draadspil naar elkaar toe gedraaid kunnen worden en de te lijmen delen op deze wijze vastklemmen. Lijmknechten bestaan in verschillende uitvoeringen en afmetingen. Met de in dit lemma opgenomen benamingen worden doorgaans grotere lijmknechten aangeduid, waarbij de lengte van het been of de benen meer dan 30 cm bedraagt. Zie ook afb. 120 en 121. [N 53, 216c; N 53, 217b; N 53, 215; N G, 15; monogr.]
II-12
|
24567 |
lijsterbes |
lijsterbeer:
liêsterbieër (L318d Altweert)
|
lijsterbes
III-4-3
|
20725 |
limburgse kaas |
kaas:
Herfse, Limburgse kiës: kaas oorspronkelijk uit het land van Herve (België) Verklw. kieëske
kieës (L318d Altweert),
stinkkaas:
stinkkieës (L318d Altweert)
|
kaas || stinkkaas
III-2-3
|
24486 |
linde |
linde:
lîndje (L318d Altweert)
|
linde
III-4-3
|
28772 |
linnen, linnengoed |
lijnen:
linǝ (L318d Altweert),
lijwand:
li.vǝntj (L318d Altweert)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
19753 |
linnenkast |
lijnwaadkast:
lī.vəntjkast (L318d Altweert)
|
linnenkast
III-2-1
|
24528 |
lisdodde |
duivelskauw:
duûvelskaw (L318d Altweert)
|
lisdodde
III-4-3
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
loot:
loeët (L318d Altweert)
|
loot, ent
III-4-3
|
24674 |
lork |
lariks:
lârks (L318d Altweert)
|
larix
III-4-3
|
18918 |
lui |
lui:
luî-j (L318d Altweert)
|
lui
III-1-4
|