29731 |
ruwe stenen |
zonnebakkers:
zonǝbɛkǝrs (L318d Altweert)
|
In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.]
II-8
|
24905 |
s woensdags |
de goensdag:
ps. blz. 99 van deel 2 (N-W). BNO.
degoonsdig (L318d Altweert),
tegoonzig (L318d Altweert)
|
s woensdags
III-4-4
|
21081 |
sabbelen |
lebberen:
Zit toch neet d¯n hieëlen aovuntj limmenaat te lebbere
lebbere (L318d Altweert),
sabberen:
Verklw. e zabbertje: een snoepje
zabbere (L318d Altweert)
|
drinken, sabbelen || sabbelen, op snoep zuigen
III-2-3
|
24372 |
salamander |
ekvis:
eêkvés (L318d Altweert),
meerkol:
maerkol (L318d Altweert)
|
salamander || watersalamander
III-4-2
|
28797 |
satijn |
satijn:
sati.n, sǝti.n (L318d Altweert)
|
Glanszijde, atlas, een oorspronkelijk alleen zijden, later ook halfzijden (katoen en zijde) gekeperde stof, zeer glad geweven, namelijk zo dat de bindingsknopen zoveel mogelijk over de oppervlakte verspreid liggen (Van Dale, pag. 2488). [N 62, 80a; N 62, 80b; N 62, 98; N 59, 201; MW; Wi 53; monogr.]
II-7
|
21025 |
savooiekool |
savooiekool:
sevoeëje koeël (L318d Altweert)
|
savoye kool
I-7
|
31806 |
schaaf |
schaaf:
sxīǝf (L318d Altweert)
|
Werktuig, bestaande uit een houten blok waarin een beitel in schuine stand zodanig is bevestigd, dat het snijvlak ervan aan de onderzijde enigszins uitsteekt. De schaaf wordt gebruikt om hout vlak te maken of om er een bepaalde vorm aan te geven. [N 53, 53; S 30; monogr.]
II-12
|
19507 |
schaal |
schaal:
sxāl (L318d Altweert)
|
schaal
III-2-1
|
34381 |
schaap |
schaap:
sxǭp (L318d Altweert)
|
Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.]
I-12
|
19129 |
schande |
blamage:
blamaasj (L318d Altweert)
|
schande
III-1-4
|