e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Altweert

Overzicht

Gevonden: 1278
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruwe stenen zonnebakkers: zonǝbɛkǝrs (Altweert) In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.] II-8
s woensdags de goensdag: ps. blz. 99 van deel 2 (N-W). BNO.  degoonsdig (Altweert), tegoonzig (Altweert) s woensdags III-4-4
sabbelen lebberen: Zit toch neet d¯n hieëlen aovuntj limmenaat te lebbere  lebbere (Altweert), sabberen: Verklw. e zabbertje: een snoepje  zabbere (Altweert) drinken, sabbelen || sabbelen, op snoep zuigen III-2-3
salamander ekvis: eêkvés (Altweert), meerkol: maerkol (Altweert) salamander || watersalamander III-4-2
satijn satijn: sati.n, sǝti.n (Altweert) Glanszijde, atlas, een oorspronkelijk alleen zijden, later ook halfzijden (katoen en zijde) gekeperde stof, zeer glad geweven, namelijk zo dat de bindingsknopen zoveel mogelijk over de oppervlakte verspreid liggen (Van Dale, pag. 2488). [N 62, 80a; N 62, 80b; N 62, 98; N 59, 201; MW; Wi 53; monogr.] II-7
savooiekool savooiekool: sevoeëje koeël (Altweert) savoye kool I-7
schaaf schaaf: sxīǝf (Altweert) Werktuig, bestaande uit een houten blok waarin een beitel in schuine stand zodanig is bevestigd, dat het snijvlak ervan aan de onderzijde enigszins uitsteekt. De schaaf wordt gebruikt om hout vlak te maken of om er een bepaalde vorm aan te geven. [N 53, 53; S 30; monogr.] II-12
schaal schaal: sxāl (Altweert) schaal III-2-1
schaap schaap: sxǭp (Altweert) Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.] I-12
schande blamage: blamaasj (Altweert) schande III-1-4