e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Altweert

Overzicht

Gevonden: 1278
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slechtgehumeurd (zijn) de bokkenpruik op hebben: de bókkepruûk ophebbe (Altweert), nies: niês (Altweert) slechtgehumeurd || slechtgehumeurd zijn III-1-4
sleutelbloem kerksleuteltje: kêrksluuëtelkes (Altweert), koekenbloemetje: kookebleumke (Altweert), pannenbloem: primula veris  pannebloom (Altweert) primula || sleutelbloem III-4-3
slijpsteen slijpsteen: slī.pstęj.n (Altweert), wetsteen: wętstęj.n (Altweert) Steen waarop gereedschappen als beitels, schroevendraaiers, etc. geslepen worden; meer in het bijzonder ook de ronde steen die om een spil of as draait en in een slijpstelling of aan een elektrische slijpmachine is bevestigd. Als slijpsteen worden korrelige, zeer harde steensoorten als amaril en carborundum gebruikt. Zij worden geleverd in grove, middel- en fijne korrel. Zie ook afb. 1. [N 33, 271; L 6, 68b; monogr.; div.] II-11
slim lozig: loezig (Altweert), slim: slûm (Altweert), slûmp (Altweert), vernistig: finistig (Altweert) slim III-1-4
slimmerik linkmiechel: linkmiechel (Altweert), uitgekookte, een -: oetgekoeëkdje (Altweert) slimme, geraffineerde vent || slimmerd III-1-4
slobberend geluid maken slobberen: slobǝrǝ (Altweert) Bij het eten een slobberend geluid maken. [N 76, 34] I-12
slok slok: slók (Altweert) slok III-2-3
slons (slodder?) brok: brók (Altweert), dodsel: dódzel (Altweert), falie: faalie (Altweert), foek: foêk (Altweert), fotskont: fótskoónt (Altweert), kwakel: kwaakel (Altweert), prut: prut (Altweert), sloerie: sloêrie (Altweert) del, slons || niet propere, vieze vrouw || slecht verzorgde, vies uitziende, slordige vrouw || slonzige vrouw || slordige lui vrouw || slordige vrouw || slordige vrouw, kletstante, vuil wijf || vrfouw die zich niet goed meer verzorgt III-1-4
slot knip: knep (Altweert), slot: slūət (Altweert) slot III-2-1
sluitmand sluitmand: slū.tmaŋ (Altweert  [(hierin bewaarde de meid haar kleren als ze in een betrekking ging)]  ) In het algemeen een uit wissen gevlochten mand met een deksel. [N 40, 109; monogr.] II-12