e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Altweerterheide

Overzicht

Gevonden: 1206
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eiermand eiermandje: ęjǝrmɛntjǝ (Altweerterheide) Mand om eieren in te vervoeren. [N 40, 97; N 40, 111; N 40, 112; N 40, 113; monogr.] II-12
eigenwijs eigenwijs: eîgewiês (Altweerterheide) eigenwijs III-1-4
eik eik: eîk (Altweerterheide) eik III-4-3
eikel eikel: eikel (Altweerterheide) eikel III-4-3
einde, wiek roede: rōj (Altweerterheide) Elk van de vier hekwerken die vroeger gemonteerd werden op een dunne balk die aan de twee borsten werden vastgemaakt. Het woordtype roede, eigenlijk de balk waarop het hekken bevestigd wordt, wordt in een groot aantal plaatsen -totum pro parte- ook voor de gehele wiek gebruikt. Zie ook afb. 34 en de toelichting bij het lemma ɛroedeɛ.' [N O, 1g; Sche 28; A 42A, 62; A 42A, 63; monogr.; N O, 6b; N O, 6c] II-3
ekster egerst: aegerst (Altweerterheide) ekster III-4-1
elastiek elastiek: stik (Altweerterheide) Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.] II-7
ellende (lijden) leed: leît (Altweerterheide) leed, ellende III-1-4
emmer emmer: eͅi̯.mər (Altweerterheide) emmer III-2-1
engerling, larve van de meikever spekworm: spekwôrrem (Altweerterheide) meikeverlarve III-4-2