30247 |
kalf |
kalf:
kǭf (L318e Altweerterheide),
muk:
mø̜k (L318e Altweerterheide)
|
Jong rund, niet naar het geslacht onderscheiden. Zie afbeelding 3. Op de kaart is het woordtype kalf niet opgenomen. [N 3A, 15 en 20; JG 1a, 1b; Gwn V, 5, 5a en 5b; L 27, 56; R 12, 24; Wi 17; monogr.; add. uit N 3A, 4, 26a, 75a, 75b en 76; N C, 6, 7a, 7b, 8, 9a en 14b; A 9, 17a en17b; S 14]
I-11
|
34188 |
kalfziekte, melkziekte |
kalfziekte:
kǭfzekdjǝ (L318e Altweerterheide)
|
Een stofwisselingsziekte waarvan de aanleiding is het vrij plotseling op gang komen van de melkafscheiding na het kalven. De zieke dieren maken een suffe indruk, herkauwen niet meer en hebben dikwijls een wat trage mestafzetting. Door de boeren wordt de melkziekte vaak verward met de kopziekte. Het zijn allebei deficiëntieziekten: bij melkziekte gaat het om een gebrek aan calcium, bij kopziekte echter om een gebrek aan magnesium. Zie ook het lemma ''kalfziekte'', ''melkziekte'' in wbd I.3, blz. 460.' [N 3A, 99; N 52, 1; A 48A, 2; monogr.]
I-11
|
34554 |
kalkoen |
schroet:
sxrūt (L318e Altweerterheide)
|
Zie afbeelding 11. [R 14, 3; S 16; L 1a-m; L 1, 113; L 17, 11; L B2, 305; A 6, 3a; A 6, 3b; Vld.; monogr.]
I-12
|
24681 |
kalmoes |
kalmoes:
aromatische wortelstok
kâlmoos (L318e Altweerterheide),
kermiswortel:
kêrmeswortel (L318e Altweerterheide)
|
kalmoes
III-4-3
|
19694 |
kamer |
kamer:
kāmər (L318e Altweerterheide)
|
kamer
III-2-1
|
19848 |
kan |
kan:
kan (L318e Altweerterheide)
|
kan
III-2-1
|
20625 |
kandijsuiker |
borstsuiker:
borssókker (L318e Altweerterheide, ...
L318e Altweerterheide)
|
bruine kristalsuiker, kandijsuiker || grove kandijsuiker
III-2-3
|
20836 |
kaneel |
kaneel:
kenieël (L318e Altweerterheide),
kaneelpijpje:
kenieëlpiêpke (L318e Altweerterheide)
|
kaneel || pijpje kaneel
III-2-3
|
27982 |
kant |
kant:
ka.nt (L318e Altweerterheide)
|
Fijn, licht weefsel van linnen, garen, zijde, ook goud- of zilverdraad met opengewerkte patronen en opgelegde tekeningen, dat tot versiering van randen en boorden en als tussenzetsel dient (Van Dale, pag. 1281). Men kent Brusselse, Mechelse, Brugse enz. kant. Verder onderscheidt men echte en nagemaakte, valse kanten en machinale, met een machine vervaardigde kant. Men gebruikt kant voor witte schorten, kussenslopen, voor kleren (Q 121c), gordijnen en ondergoed (Q 99*), en voor lakens (P 219, meestal machinale kant). [N 62, 81a; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.]
II-7
|
18944 |
karakter (aard) |
wezen:
waeze (L318e Altweerterheide, ...
L318e Altweerterheide)
|
karakter || wezen, karakter
III-1-4
|