26527 |
licht, steenlicht |
vonderwerk:
vǫndǝrwę.rǝk (L318e Altweerterheide)
|
De inrichting waarmee de loper in verticale richting versteld kan worden om de afstand tot de onderste steen te regelen. De taats van het staakijzer of de kleine spil rust daartoe in een taatspot. In oudere molens is deze pot bevestigd op een zware balk, de vonderbalk. Deze balk scharniert aan één zijde in de houtconstructie van de molen, aan de andere zijde wordt hij omhooggehouden met een hefboom, bestaande uit een lichtijzer en een lichtboom met daaraan een koord of ketting en een gewicht. Later werd dit type lichtwerk vooral in watermolens vervangen door een ijzeren systeem. Daarbij staat de taatspot op een ijzeren lat die door middel van een regelrad op en neer geschroefd kan worden (Janssen, pag. 88/89). Zie ook afb. 85. Blijkens de opgaven is licht in P 53 en P 56 onzijdig. [N 0,23a; A 42A, 30; Sche 58; Vds 109; Jan 139; Coe 120; Grof 142; N O, 23p; monogr.; Vld]
II-3
|
19353 |
lichtgeraakt, kregel |
kreeg:
kraêf (L318e Altweerterheide),
neutelig:
nuuëtelig (L318e Altweerterheide),
neutelijk:
nuuëtelik (L318e Altweerterheide)
|
kregel, gemelijk, prikkelbaar || vervelend, lastig, prikkelbaar, humeurig
III-1-4
|
18881 |
liefkozen |
knoefelen:
knoefele (L318e Altweerterheide)
|
knuffelen
III-1-4
|
24343 |
lieveheersbeestje |
molentandje:
muuëletêntje (L318e Altweerterheide),
pimpernelletje:
pimpernelleke (L318e Altweerterheide)
|
lieveheersbeestje
III-4-2
|
26183 |
lijken |
luiken:
lø̜jkǝ (L318e Altweerterheide)
|
De touwen die in de rand van elk zeil zijn ingenaaid en waarmee het zeil aan de kikkers van de roede enerzijds en aan de toppen van de scheien anderzijds wordt vastgemaakt. [N O, 5b; A 42A, 70; monogr.]
II-3
|
20186 |
lijkstro |
rekstrooi:
rékstroeëj (L318e Altweerterheide),
wijpjes:
altijd mv."; "De kist werd vervoerd op een hoge kar zonder zijplanken. Het stro was bedoeld tegen het schommelen van de kist op de kar, want de wegen waren vroeger slecht
wiepkes (L318e Altweerterheide)
|
bosje stro waar de lijkkist op werd gezet || stro onder lijkkist
III-2-2
|
32014 |
lijmknecht, sergeant |
sergeant:
sǝrža.nt (L318e Altweerterheide)
|
Houten of metalen werktuig waarmee te lijmen delen vastgeklemd kunnen worden. Het bestaat uit één of twee lange benen waarop twee dwarsstukken zitten die met behulp van een draadspil naar elkaar toe gedraaid kunnen worden en de te lijmen delen op deze wijze vastklemmen. Lijmknechten bestaan in verschillende uitvoeringen en afmetingen. Met de in dit lemma opgenomen benamingen worden doorgaans grotere lijmknechten aangeduid, waarbij de lengte van het been of de benen meer dan 30 cm bedraagt. Zie ook afb. 120 en 121. [N 53, 216c; N 53, 217b; N 53, 215; N G, 15; monogr.]
II-12
|
24567 |
lijsterbes |
lijsterbeer:
liêsterbieër (L318e Altweerterheide)
|
lijsterbes
III-4-3
|
20725 |
limburgse kaas |
kaas:
Herfse, Limburgse kiës: kaas oorspronkelijk uit het land van Herve (België) Verklw. kieëske
kieës (L318e Altweerterheide),
stinkkaas:
stinkkieës (L318e Altweerterheide)
|
kaas || stinkkaas
III-2-3
|
24486 |
linde |
linde:
lîndje (L318e Altweerterheide)
|
linde
III-4-3
|