id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
25162 | maanx | maan: (meervoud: maone; verkleinwoord: mäönke). maon (Altweerterheide) | maan III-4-4 |
32544 | maatmand | anderhalfvatse mand: ǫŋǝrhalǝf˲vātsǝmaŋ (Altweerterheide [(voor ± 25 kg aardappels)] ), halfvatse mand: halǝf˲vātsǝ maŋ (Altweerterheide [(voor ± 15 kg aardappels)] ), tweevatse mand: twiǝvātsǝmaŋ (Altweerterheide), vatsmand: vātsmaŋ (Altweerterheide [(voor 20 kg aardappels)] ) | Mand met bepaalde inhoudsmaat. Zie ook het lemma ɛvatɛ in wld II.3, pag. 159-160.' [N 20, 50; N 40, 94; N 40, 95; monogr.] II-12 |
24879 | madeliefje | meizoentje: meizoentje (Altweerterheide), reugel: mv. röggel (Altweerterheide), zoetemeitje: zeutemeike (Altweerterheide) | madeliefje || madeliefjes III-4-3 |
20154 | man, manspersoon | man: mân (Altweerterheide) | man III-2-2 |
26825 | mand | ben: bɛn (Altweerterheide) | De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.] II-12 |
32460 | mandenmaker | korver: kø̜rvǝr (Altweerterheide), mandenmaker: ma.ŋǝmē̜kǝr (Altweerterheide) | Iemand die manden en andere producten maakt van wissen. [N 40, 12; N 40, 36; monogr.] II-12 |
32495 | mandenmakersschaar | korfscheer: kǫrǝfsxīǝr (Altweerterheide) | Schaar waarmee de mandenmaker de wissen op maat knipt en de uiteinden van de bodemstekken afknipt. Zie ook afb. 267. [N 40, 41; monogr.] II-12 |
19439 | mangel, wringer | mangel: ma.ŋəl (Altweerterheide) | mangel III-2-1 |
34393 | mannelijk schaap | bok: bok (Altweerterheide) | Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12 |
24204 | mannelijke eend | wieler: wieler (Altweerterheide) | woerd, mannetjeseend III-4-1 |