26113 |
naald |
naald:
nǭltj (L318e Altweerterheide)
|
De naald is een draad gehard staal, voorzien aan de ene zijde van een spitse punt en aan de andere zijde van een oog om de draad door te steken. De kleermaker of naaister gebruikt ze om te naaien, te stoppen of te borduren. Men kent naalden in verschillende lengtes en diktes. De keuze van de naald hangt af van het beoogde doel, de draad en dikte van de draad en de dikte van de stof (Gerritse, pag. 26 en 27). [N 59, 11a; N 62, 49a; N 62, 49c; L 5, 2; L 8, 29; L B1, 76; Gi 1.IV, 13a; MW; Wi 6; S 25; monogr.]
II-7
|
20403 |
naar iemand vernoemen |
vernoemen:
verneûme (L318e Altweerterheide)
|
naar iemand noemen
III-2-2
|
24213 |
nachtegaal |
spaanse pappeguut:
spaanse pappeguût (L318e Altweerterheide)
|
nachtegaal, verbasterde
III-4-1
|
19796 |
nachtkastje |
nachttafeltje:
naxtø͂ͅfəlkə (L318e Altweerterheide)
|
nachtkastje
III-2-1
|
24214 |
nachtzwaluw |
geitenmelker:
geîtemêlleker (L318e Altweerterheide)
|
nachtzwaluw
III-4-1
|
20326 |
nazaat |
nazaat:
naozaat (L318e Altweerterheide)
|
nakomeling, afstammeling
III-2-2
|
20361 |
neef |
neef:
naef (L318e Altweerterheide)
|
neef
III-2-2
|
24215 |
nest |
nest:
nest (L318e Altweerterheide)
|
nest
III-4-1
|
24216 |
nestelen |
timmeren:
tummere (L318e Altweerterheide)
|
nest bouwen
III-4-1
|
24218 |
nestverlater |
vlug:
vlögk (L318e Altweerterheide, ...
L318e Altweerterheide)
|
vogeltje || vogeltje, vlug
III-4-1
|