e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Altweerterheide

Overzicht

Gevonden: 1206
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
neteldoek neteldoek: nētǝldōk (Altweerterheide) Oorspronkelijk uit netelgaren, later van licht katoen of mousseline vervaardigd los weefsel in effen binding (Van Dale, pag. 1812). De woordtypen zaandoek, kaasdoek en biestdoek duiden erop dat neteldoek ook gebruikt wordt om melk door te zeven, terwijl berendoek wijst op het feit dat neteldoek dienst kan doen als persdoek bij de bereiding van bessensap. Neteldoek wordt ook gebruikt om kwark te maken. [N 62, 83; N 62,82; N 62, 98; MW; Wi 11; monogr.] II-7
nicht nicht: nicht (Altweerterheide) nicht III-2-2
niet drachtig gust: gø̜st (Altweerterheide) [JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.] I-11
nietsnut nikswaard: nikswaert (Altweerterheide) nietsnut, iemand die voor niets deugt III-1-4
nieuwe maan nieuw licht: nów leecht (Altweerterheide) nieuwe maan III-4-4
nieuwsgierig naaswijs: nazeweis?  naaswies (Altweerterheide) nieuwsgierig III-1-4
nieuwsgierigaard gaperd: gaapert (Altweerterheide), muizennaas: moêzenaas (Altweerterheide), nieuwsgierige naas: nówsgierige naas (Altweerterheide), vangnaas: vengnaas (Altweerterheide) nieuwsgierig iemand || nieuwsgierig persoon || nieuwsgierige neus III-1-4
nijptang nijptang: nī.ptaŋ (Altweerterheide) In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.] II-11
niknak niknakje: Uitsluitend mv. Heilige Nik-nak és de petroën van de kepotte zokke  niknekskes (Altweerterheide) kleine koekjes in de vorm van een dierenfiguurtje III-2-3
nippen aflebberen: Hae hieët van ze laeve waat aafgelebbertj: hij heeft in zijn leven veel gedronken  aaflebbere (Altweerterheide), sippen: suppe (Altweerterheide), Oopa kos zoeë lekker suppe aan zien dröpke  suppe (Altweerterheide) met kleine beetjes drinken, nippen || met kleine teugjes (hoorbaar drinken), aflikken || nippen aan een glas bier III-2-3