e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amby

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kuip kuip: kūp (Amby) In het algemeen een wijd vat, meestal van hout, van boven open en daar ook iets wijder dan aan de onderzijde. [N E, L; S 19; L 1a-m; L 17, 18a; monogr.] II-12
kuiper kuiper: kȳpǝr (Amby) Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.] II-12
kuis, ingetogen zuiver: zūūver (Amby) kuis; rein van zeden; maagdelijk; ingetogen; zich onthoudend van zinnelijk genot [kuis, kies, zuiver] [N 86 (1981)] III-2-2
kuit kuit: kuut (Amby, ... ), kūūt (Amby), kút (Amby) Hoe noemt u de eierstokken met eieren of de afgezetten massa eieren van vrouwelijke vissen (kuit, kiet, schot, zaad, schodder, krellekeskuit) [N 83 (1981)] || kuit [SGV (1914)] || kuit (van een been) [ZND 01 (1922)] || kuit (ve vis) [SGV (1914)] || kuit (wade) [DC 01 (1931)] III-1-1, III-4-2
kundig bekwaam: bekwaam (Amby, ... ), kundig: køͅndix (Amby) kundig [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] III-1-4
kussensloop kustijk: køͅstēk (Amby, ... ) de kussensloop (waarin het hoofdkussen wordt gestoken) [ZND 17 (1935)] || kussensloop [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || kussensloop; overtrek van een hoofdkussen [ZND 02 (1923)] III-2-1
kwaad weglopen giftig weglopen: giftich weglaope (Amby), kwaad weglopen: kōēt weglaope (Amby) kwaad weglopen [horsen, hoorsen] [N 85 (1981)] III-1-4
kwaadspreekster klappei: klappei (Amby), klappijj (Amby) een vrouw die graag kwaad spreekt [kwadetong, vuiletong, kommeer, blameer, klapei] [N 85 (1981)] || klappei [SGV (1914)] III-1-4
kwaadspreker kwaadspreker: koetsprèker (Amby), kutsprēkər (Amby), stoker: schteuker (Amby), zwetser: zwēͅtschər (Amby) iemand die altijd kwaad spreekt van anderen [insteker] [N 85 (1981)] || kwaadspreker [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] III-1-4
kwaal kwaal: kwaol (Amby, ... ) kwaal [DC 02 (1932)] || Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 84 (1981)] III-1-2