18909 |
nauwgezet; nauwgezet persoon |
secuur:
sekuur (Q102p Amby),
van persoon en werk
səkūūr (Q102p Amby)
|
Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND] || met zorg en aandacht te werk gaand, niet slordig of oppervlakkig [consciëntieus, secuur, precies, weiger] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17766 |
navel |
navel:
naavel (Q102p Amby),
navel (Q102p Amby, ...
Q102p Amby,
Q102p Amby),
navĕl (Q102p Amby)
|
navel [DC 02 (1932)] || Navel (Fr. nombril). [ZND 05 (1924)] || Navel: het litteken van de navelstreng midden op de buik (nakker, nagel, navel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20361 |
neef |
neef:
neif (Q102p Amby),
nèf (Q102p Amby),
neen
neif (Q102p Amby, ...
Q102p Amby)
|
neef [ZND 11 (1925)] || neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24347 |
neet, luizenei |
neef:
nèèf (Q102p Amby)
|
neet [SGV (1914)]
III-4-2
|
18042 |
negenoog |
negenoger:
negenuiger (Q102p Amby, ...
Q102p Amby),
neugenuiger (Q102p Amby),
neugenögger (Q102p Amby)
|
negenoog (bloedzweer, fr. juroncle) [ZND 05 (1924)], [ZND 05 (1924)] || negenoog, bloedzweer [SGV (1914)] || Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17629 |
nek |
nek:
nek (Q102p Amby),
nèk (Q102p Amby)
|
nek [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17905 |
nemen, pakken |
krijgen:
kriege (Q102p Amby),
nemen:
numme (Q102p Amby)
|
nemen [SGV (1914)] || pakken [SGV (1914)]
III-1-2
|
24717 |
nerf van een blad |
nerf:
nerf (Q102p Amby),
nerven:
mv.
nerve (Q102p Amby)
|
De aders van een blad die als ribben zichtbaar zijn en uitgaan van de steel (nerf, rib). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24215 |
nest |
nest:
nès (Q102p Amby),
nèster (Q102p Amby)
|
nest [SGV (1914)] || nesten (mv.) [SGV (1914)]
III-4-1
|
24435 |
nest, hoeveelheid jongen |
nest:
nis (Q102p Amby)
|
Hoe noemt u de hoeveelheid jongen die een dier in één keer heeft (nest) [N 83 (1981)]
III-4-2
|