21122 |
noten afslaan |
noten slaan:
neut schloon (Q102p Amby)
|
Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33501 |
notendop |
schaal:
schaal (Q102p Amby)
|
De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)]
I-7
|
21706 |
notulen |
notulen:
notule (Q102p Amby)
|
het korte schriftelijke verslag van hetgeen behandeld is in een vergadering [notulen, nouten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19299 |
nutteloze arbeid verrichten |
tijd verknoeien:
tīēd verknōēie (Q102p Amby)
|
nutteloze arbeid verrichten [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18938 |
obstakel |
ongerief:
oongereef (Q102p Amby)
|
iets dat het tot een einde brengen van een handeling in de weg staat [ongerief, mishand] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]:
mörrege (Q102p Amby),
ochtend:
vreug (Q102p Amby)
|
s morgens) [N 91 (1982)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
24947 |
oever |
kant:
kaant (Q102p Amby),
kant (Q102p Amby, ...
Q102p Amby),
kánt (Q102p Amby),
Opm. v.d. invuller: de a is dof en lang.
kant (Q102p Amby),
oever:
oevĕr (Q102p Amby),
oover (Q102p Amby)
|
oever [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)] || oeverhelling [SGV (1914)]
III-4-4
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
momentje:
e momintsje (Q102p Amby),
ogenblikje:
aogenblikske (Q102p Amby),
augənblikske (Q102p Amby),
ougenblikske (Q102p Amby),
tijdje:
tiedsche (Q102p Amby)
|
een korte tijdsruimte [poosje, end, scheut, stoot, rek, kortje, hortje, kutske, rande] [N 91 (1982)] || een ogenblikje [ZND 04 (1924)] || ogenblikje [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
33558 |
okkernoot |
noot:
neut (Q102p Amby),
noot (Q102p Amby),
paardsnoot:
-
peirschnoot (Q102p Amby, ...
Q102p Amby)
|
noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] || okkernoot [DC 17 (1949)] || okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)]
I-7
|
23227 |
oksaal |
oksaal:
ne sjoane oksaal mit ne neuien erleger (Q102p Amby)
|
Een schoon oksaal met een nieuw orgel. [ZND 05 (1924)]
III-3-3
|