e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amby

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pinksterbruid pinksterbloem: peengsterblom (Amby) De met bloemen en sieraden getooide pinksterbruid die met Pinksteren wordt gekozen en die dan rondgedragen wordt, waarbij wordt gezongen en geld wordt ingezameld [pinksterbloem, pinksterbruid]. [N 88 (1982)] III-3-2
pinksteren pinksteren: Pinkstere (Amby) Pinksteren [SGV (1914)] III-3-3
pioen pinksterbloem: -  pinksterbloem (Amby), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  pinksterbloom (Amby), stokroos: -  stokroos (Amby), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  stokroos (Amby) Ook mat. van ZND 15 (1930), 018 opgenomen [ZND 05 (1924)] || Pioen (Paeonia officinalis L.) I-7, III-2-1
pissebed stekelvarkentje: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  schteekəlverrəkskə (Amby), varkentje: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  vērrəkskə (Amby), wild varken: wild vèrreke (Amby), oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  wilt vereke (Amby), zeevarkentje: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  zievèrrəkskə (Amby) Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] || pissebed, keldermot [GV K (1935)] III-4-2
pit van een steenvrucht koren (mv.): keun (Amby), steen: schtein (Amby), stein (Amby) De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] || kern [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] I-7
pit, kern van fruit koren (mv.): køn (Amby), steen: stein (Amby, ... ) [RND 08] [ZND 01 (1922)] [ZND 27 (1938)] I-7
plaats maken plaats maken: plaats make (Amby) ruimte beschikbaar maken [plaats maken, schavelen] [N 91 (1982)] III-4-4
plaats, ruimte plaats: plaats (Amby) plaats [SGV (1914)] III-4-4
plafond zolder: zø̜ldǝr (Amby) Zie kaart. Het ondervlak of de bekleding van een zoldering. In het onderzoeksgebied wordt onder een 'plafond' vooral een gepleisterde, meestal met lijsten en/of reliefs van stuc versierde bekleding van een zoldering verstaan. De term 'zoldering' wordt daarentegen gebruikt voor het ondervlak van een verdiepingsvloer waarvan de draagbalken nog zichtbaar zijn. Zie ook het 'Limburgs Idioticon', pag. 295, s.v. 'zoldering', ø̄Met de bepaalde betekenis van onbeplakten zolder. Geh. rond Maeseyck.ø̄ Om een gepleisterd plafond te maken worden eerst tengels op onderlinge afstand van ongeveer 7 cm onder de balken van de bovenliggende vloerlaag gespijkerd. Aan de tengels wordt vervolgens droog Maasriet bevestigd, dat met zigzagsgewijs om platkopspijkers gewonden koperdraad tegen de tengels wordt vastgeklemd. In plaats van riet kan ook steengaas worden gebruikt. Daarna wordt eerst een ruwe laag vette kalkmortel aangebracht en vervolgens wordt het geheel afgewerkt met een mengsel van kalk en gips. Langs de wand brengt men gewoonlijk een plint aan die wordt vervaardigd door op het plafond latjes te bevestigen en de plint gelijk met die latjes af te werken. Eventuele ornamenten worden met gips opgeplakt. In L 383 sprak men bij een boerderij vooral van de 'zolder' en in een gewoon huis van het 'plafond'. [N 6, 20; N 54, 143a; L 2, 19; monogr.; Vld.] II-9
plantenstek stek: schtèk (Amby) Afgesneden takje dat men in de grond zet om er een nieuwe plant uit te laten groeien (stek, poot). [N 82 (1981)] III-4-3