20846 |
rozijn |
rozijn:
rozi‧jn (Q102p Amby)
|
Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
17767 |
rug |
rug:
ruk (Q102p Amby),
rŭk (Q102p Amby),
rùk (Q102p Amby),
rük (Q102p Amby)
|
rug [DC 01 (1931)], [SGV (1914)], [ZND 06 (1924)]
III-1-1
|
17737 |
ruiken |
ruiken:
Tans, J.G.H., Isoglossen rond Maastricht in de dialecten van Belgisch en Nederlandsch Zuid-Limburg. Maastricht, uitg. Van Aelst, 1938. 246 pp.
y, y: (Q102p Amby)
|
ruiken
III-1-1
|
33750 |
ruin |
ruin:
run (Q102p Amby)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
25115 |
ruisen (van de wind) |
ruisen:
roesche (Q102p Amby)
|
het geluid dat een stroom van lucht of een vloeistof maakt bij het gaan door of schuren langs iets of in zijn baan [ruisen, ruizelen, reuzelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24847 |
ruisen van bladeren |
ruisen:
rōēsche (Q102p Amby)
|
Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
ruiten:
roeten aos (Q102p Amby),
roeten oas (Q102p Amby)
|
Ruiten: ruiten aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Ruiten: Ruiten aas. [SGV (1914)]
III-3-2
|
17884 |
rukken |
rutschen (du.):
rótse (Q102p Amby)
|
Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25148 |
rukwind |
rukwind:
rukwind (Q102p Amby),
vlaag:
vlaag (Q102p Amby),
vløͅg (Q102p Amby),
(= rukwind). (sjrikkelijke vloage waide euver het veld)
vloag (Q102p Amby)
|
rukwind [ZND 13 (1925)] || soorten winden [ZND 13 (1925)] || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
34024 |
rund |
rind:
rent (Q102p Amby)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|