18158 |
stelpen van bloed |
stelpen:
stöllepe (Q102p Amby)
|
Stelpen van bloed (struppen, stuffen, stulpen, stelpen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21602 |
stemmen |
stemmen:
schtumme (Q102p Amby)
|
zijn stem uitbrengen bij verkiezingen [stemmen, doppen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21487 |
stempelen |
stempelen:
schtempele (Q102p Amby)
|
het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19893 |
stenen omheining |
muur:
mōēr (Q102p Amby)
|
een schutting of omheining van steen (schans, schrans, beer) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
20323 |
sterven |
kapotgaan:
kapotgoon (Q102p Amby)
|
Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
25195 |
sterx |
ster:
star (Q102p Amby)
|
ster [ZND 07 (1924)]
III-4-4
|
21116 |
stevig, gezegd van voedsel |
stevig:
schtevich (Q102p Amby)
|
stevig, gezegd van voedsel (straf) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
20151 |
stiefdochter |
stiefdochter:
schteefdochter (Q102p Amby),
steefdochter (Q102p Amby),
stiefkind:
steefkeend (Q102p Amby),
stiefmeidje:
steefmetche (Q102p Amby)
|
stiefdochter [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20341 |
stiefkinderen |
stiefkinder:
schteefkeender (Q102p Amby),
steefkeendər (Q102p Amby),
steefkinder (Q102p Amby),
steefkindər (Q102p Amby)
|
stiefkinderen [DC 05 (1937)], [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
20340 |
stiefmoeder |
stiefmoeder:
schteefmooder (Q102p Amby),
steefmoodər (Q102p Amby),
steefmoojər (Q102p Amby),
stēfmōdər (Q102p Amby),
cf. WNT s.v. "moeder"- "daarnaast in volkstaal moeier (thans in onbruik) en moer"; zie ook de opgave "moojer"in 008b, "groetmoojer"in 015 en "schoenmoojer"in 029
steefmoojer (Q102p Amby)
|
stiefmoeder [DC 05 (1937)], [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|