e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amby

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stiefouders stiefouders: schteefawwersch (Amby), steefaawərs (Amby), steefawwersch (Amby) stiefouders [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefvader stiefvader: schteefvaader (Amby), steefvaadər (Amby), steefvaajər (Amby), stèfvādər (Amby), cf. WNT s.v. "vaar (I)"(samengetrokken vorm van vader). Zie WNT s.v. "vader"waarin "vaaier"als bijvorm gegeven wordt (met overgang d > j zie ook de opgave "vaajer"(007b) en "groetvaajer (014) en "schoenvaajer"in 028  steefvaajer (Amby) stiefvader [DC 05 (1937)], [ZND 11 (1925)] III-2-2
stiefzoon stiefjong: steefjong (Amby), stiefzoon: schteefzoon (Amby), steefzoon (Amby) stiefzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
stiekem achterrugs: achterruks (Amby), geniepig: geniepig (Amby), loperd: ook materiaal znd 1u, 65  loeperdt (Amby), stiekem: schtiekem (Amby, ... ) achterbaks [SGV (1914)] || boosaardige streken in het geheim bedrijvend [heimelijk, geniepig, gniep, stiekem] [N 85 (1981)] || geniepig [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || niet laten blijken dat iets bekend is of plaats vindt, in het geheim dingen doend [stiekem, heimelijk, tersmuiks] [N 85 (1981)] III-1-4
stier duur: dø̄r (Amby), stier: stīr (Amby) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijfkop stijfkop: schtīēfkop (Amby, ... ), warsdrijver: (korte ei).  weerschdreiver (Amby) iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)] || niet gemakkelijk te bewegen een houding of opvatting te laten varen of ongelijk te bekennen, zeer koppig [stug, wers] [N 85 (1981)] || vasthoudend aan eigen wil of inzicht [koppig, steeg, kop] [N 85 (1981)] III-1-4
stijfkoppig stijfkoppig: schtīēfköppich (Amby) koppig zijn, steeds vasthoudend aan eigen wil of inzicht [bokken, koppen] [N 85 (1981)] III-1-4
stijfsel stijfsel: samen met znd 7, 48  stīfsəl (Amby) de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)] III-2-1
stikken stikken: schtikke (Amby) Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)] III-1-2
stille regen stille regen: schtille rēēge (Amby) stille regen (vooral met sneeuw) [slek] [N 81 (1980)] III-4-4