34244 |
vel op gekookte melk |
liesje:
lēskǝ (Q102p Amby),
schaal:
šǫl (Q102p Amby),
vel:
vɛl (Q102p Amby),
vlies:
vlis (Q102p Amby)
|
Het vlies dat ontstaat bij afkoeling van gekookte melk. [N 6, 16; L 6, 16; L 14, 23; A 39, 7b]
I-11
|
20943 |
vel op melk |
liesje:
ook mat. van ZND 14, vr. 23
leeske (Q102p Amby),
schol:
ook mat. van ZND 14, vr. 23
sjol (Q102p Amby),
vel:
ook mat. van ZND 14, vr. 23
vel (Q102p Amby),
vlies:
ook mat. van ZND 14, vr. 23
vlies (Q102p Amby)
|
velletje op melk [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
24919 |
veld, open land |
veld:
vèld (Q102p Amby)
|
veld, open land buiten de steden en dorpen, voor akkerbouw [pals] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21742 |
veldfles |
veldfles:
veldflesch (Q102p Amby)
|
een fles die men op mars meeneemt om er onderweg uit te kunnen drinken [veldfles, bobbelke] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24264 |
veldleeuwerik, leeuwerik |
akkerliewerk:
akkerliewèrrek (Q102p Amby),
liewerk:
lieuwerk (Q102p Amby),
liewerk (Q102p Amby, ...
Q102p Amby,
Q102p Amby),
lie’werrek (Q102p Amby)
|
Hoe heet de veldleeuwerik? [DC 06 (1938)] || leeuwerik [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND m]
III-4-1
|
33505 |
veldsla |
veldsla:
veldschla (Q102p Amby)
|
Veldsla; de onderste bladeren zijn spatel- of lepelvormig, de hogere langwerpig en spits, bloempjes zijn klein en bleekblauw (veldkrop, veldsla, muizenoortje, korensla, witmoes). [N 82 (1981)]
I-7
|
26403 |
velg |
velling:
vɛleŋ (Q102p Amby),
(mv)
vɛleŋǝ (Q102p Amby)
|
De oorspronkelijke betekenis van de term velg is "elk van de vier tot zes gebogen houten blokken, die samen de rand van het wiel vormen en waarin de spaken vastgemaakt worden". Een aparte term voor de volledige houten rand bestond oorspronkelijk niet. Er is verwarring rond de term gekomen bij de opkomst van de fiets- en de autowielen, waarvan de randen niet uit aparte deeltjes bestonden, maar die uit één stuk gemaakt waren. Deze randen werden ook "velgen" genoemd. De verwarring blijkt duidelijk uit het feit dat voor zowel het houten blok als voor de volledige rand dezelfde termen, velg en velling, werden opgegeven en in de opgaven verschijnt vaak het meervoud, vooral in de betekenis van "houten rand". Sommige opgaven zijn echter samenstellingen, waaruit de betekenis eenduidig blijkt. Deze woordtypes staan onder B. en C. geordend en betekenen resp. "houten blok" en "wielrand". [N 17, 65a-b + add; N G, 45a-b; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 4, 20a + c; L 20, 20c; monogr.]
I-13
|
20660 |
venkel |
venkel:
finkel (Q102p Amby),
vinkel (Q102p Amby, ...
Q102p Amby)
|
venkel [SGV (1914)] || Venkel; een tweejarig of overblijvend kruid met een ronde gestreepte stengel, tot 1.50 m hoog; de bloemen zijn geel, de zaden langwerpig, geelgrijs en gegroefd; de gedroogde blaadjes of zaadjes worden als specerij gebruikt (venkel, vennekool, foele). [N 82 (1981)]
I-7, III-2-3
|
30317 |
vensterbank |
vensterbank:
venstǝrbaŋk (Q102p Amby),
vensterlatei:
venstǝrlatęj (Q102p Amby)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
30336 |
vensterblinden |
slagen:
šlē̜x (Q102p Amby)
|
Houten panelen of borden die aan de binnenzijde van het huis aan één of aan beide zijden van het raamkozijn zijn aangebracht. Men onderscheidt slag- of vouwblinden die draaiend geopend kunnen worden en schuif- of rolblinden die in een in de muur uitgespaarde ruimte geschoven kunnen worden. [N 55, 65b; A 23, 18b; A 46, 11c; L 32, 75a; RND 10, 49 add.; monogr.]
II-9
|