| 21442 |
vleien |
flikflooien:
Van Dale: flikflooien, 1. met baatzuchtige bedoelingen vleien, kruipen; -2. aanhalerig liefkozen.
flikflōēie (Q102p Amby),
flikkeflooien:
flikkeflooie (Q102p Amby),
flikkeflooien (Q102p Amby),
vleien:
vlei-je (Q102p Amby)
|
flikflooien [SGV (1914)] || Flikflooien. [ZND 01 (1922)] || iemand dingen zeggen die hem aanstaan en aangenaam zijn, maar die overdreven en onwaar zijn, om bij hem in een goed boekje te komen staan [mouwvegen, mouwstrijken, afluizen, fletsen, lemmen, loeflokken, vleien, bakkeleien, flodderen] [N 85 (1981)] || vragen op een vleiende toon [afkuiten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
| 19127 |
vleier |
kontenkruiper:
koontekrōēper (Q102p Amby)
|
een persoon die graag vleit [zie vraag 365] [bloksleep, bloksleper, fleerbaard, kontekruiper, mouwveger] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
| 34378 |
vleiwoord voor het varken |
varken:
vɛrkǝ (Q102p Amby)
|
[VC 14, 2c v]
I-12
|
| 24391 |
vliegen, weven van een vlieg |
zweven:
sch wordt op zn duits uitgesproken / 1e e van ?tre
schzweve (Q102p Amby)
|
Hoe noemt u draaiende bewegingen maken om iemands hoofd, gezegd van een vlieg of mug (weven) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
| 22375 |
vlieger |
waaierd:
wèjert (Q102p Amby),
windvogel:
windvogel (Q102p Amby)
|
Een vlieger (kinderspeeltuig). [ZND 08 (1925)] || vlieger (speeltuig) [SGV (1914)]
III-3-2
|
| 21192 |
vliegtuig |
vliegmachine:
vleegmeschien (Q102p Amby)
|
het toestel waarmee men kan vliegen [vliegtuig, vliegmachine, vlieger] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 21193 |
vliegveld |
vliegveld:
vleegveld (Q102p Amby)
|
het grote, effen terrein met verharde banen van waaraf vliegtuigen kunnen opstijgen en waar zij weer kunnen landen [vliegveld, vliegplein] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 24499 |
vlier |
heulenteer:
-
eulenteir (Q102p Amby),
de boom
heulenteer (Q102p Amby),
gecombineerd met ZND 8 055, idem
heulenteir (Q102p Amby),
heulenterenboom:
-
heulənteire baom (Q102p Amby),
vlierboom:
-
fleerboam (Q102p Amby)
|
vlierboom (sambucus nigra L.) [DC 13 (1945)] || vlierboom (sambucus nigra) [ZND 15 (1930)]
III-4-3
|
| 24505 |
vlierbes |
vlier:
-
fleere (Q102p Amby),
vleer (Q102p Amby)
|
vrucht van de vlierboom (sambucus nigra L.) [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
| 24392 |
vlinder |
kapel:
kapel (Q102p Amby),
kəpɛl (Q102p Amby),
pepel:
peepel (Q102p Amby),
piepel (Q102p Amby, ...
Q102p Amby,
Q102p Amby,
Q102p Amby,
Q102p Amby,
Q102p Amby),
pipəl (Q102p Amby)
|
vlinder [GV Gr (1935)], [SGV (1914)], [ZND 08 (1925)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, algemeen [DC 18 (1950)] || vlinder, pepel [RND]
III-4-2
|