e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amby

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wei dikke wei: dekǝ węi̯ (Amby), kaas: kī.s (Amby), kaaswei: kiswęi̯ (Amby), wei: (Amby), wē̜i̯ (Amby), węi̯ (Amby, ... ), zuur water: zūr wātǝr (Amby) Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-11, I-8
weigerachtig weigerachtig: weigerechtig (Amby) geneigd om te weigeren [weiger] [N 85 (1981)] III-1-4
weke mest verspreiden brouwen: brǫu̯ǝ (Amby) Dikke vloeibare mest (drek, gierbezinksel) met een schop of schep over het land uitgooien. Voor de niet vermelde naam van het object van deze handeling zie men het lemma gierbezinksel. Van de opgenomen termen houden de laatste zowel het vervoer als de verspreiding van deze meststof in. [N 11A, 60b; monogr.] I-1
welbespraakt / brutaal astrant: Van Dale: astrant, 1. (volkst.) vrijpostig, brutaal; -2. (gew.) onbeschroomd, zelfverzekerd.  astrāānt (Amby) iemand die goed kan praten maar daarbij brutaal is [mondfiat] [N 85 (1981)] III-3-1
welig groeiend gelps: gèllepsch (Amby) In overvloed groeien, gezegd van planten (gelp). [N 82 (1981)] III-4-3
welkom welkom: hei is er altied welkom (Amby) Hier is hij altijd welkom. [ZND 08 (1925)] III-3-1
wendakkerhoeken koppen: kø̜p (Amby) Bij het ploegen van de keerstrook of wendakker blijft, behalve als men na elke voor bij het keren de ploeg terugtrekt en aan de kant inzet, aan beide zijden van de wendakker een vierkant of rechthoekig keerstrookje over, dat thans vaak onbewerkt blijft, maar vroeger veelal met de schop (soms met de riek) werd omgewerkt. Een enkele keer diende het voor een ander gewas dan op de rest van de akker verbouwd werd. [N 11, 50b; N 11A, 125c; A 33, 7; N P, 1] I-1
wenkbrauw oogsbrauw: augsbrauw (Amby), ausbraoi (Amby), wenkbrauw: winkbrauw (Amby) wenkbrauw [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
wensen wensen: winschen (Amby) wenschen [SGV (1914)] III-1-4
werk (zn) werk: werek (Amby) werk; ben je klaar met je -? [DC 03 (1934)] III-3-1