17925 |
doelloos friemelen |
duimen draaien:
dōēme dréjje (Q102p Amby)
|
haffelen: Doelloos met de handen spelen (haffelen, krawietelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25020 |
dof, gedempt van geluid |
bedompt:
bedoomp (Q102p Amby)
|
niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24137 |
doffer, mannelijke duif |
hoorn:
hooren (Q102p Amby),
hoorə (Q102p Amby),
hore (Q102p Amby),
horen (Q102p Amby),
horen:
hoore (Q102p Amby, ...
Q102p Amby),
hoorə (Q102p Amby)
|
doffer: een mannelijke duif [GV K (1935)] || duif, mannetje [ZND 01 (1922)], [ZND 18 (1935)] || een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duiver) [N 83 (1981)] || mannetjesduif [SGV (1914)]
III-4-1
|
18153 |
dokteren |
dokteren:
doktere (Q102p Amby)
|
dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24862 |
dolle kervel |
wilde kelver:
welǝ kęlǝvǝr (Q102p Amby),
wille kellever (Q102p Amby)
|
Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] || scheerling [ZND 06 (1924)]
I-5, III-4-3
|
18983 |
dom |
stom:
schtom (Q102p Amby)
|
niet gemakkelijk denkend, beperkt van verstand, dom [dom, stom, lomp] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22409 |
domino |
domino:
domino (Q102p Amby)
|
Het spel met 28 stenen die op één zijde met ogen of een punt gemerkt zijn (van dubbel blank tot dubbel zes) die tegen elkaar gelegd m oeten worden zó dat telkens gelijke ogen aan elkaar sluiten en waarbij iedere speler probeert domino te worden, d.w.z. zi [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18799 |
domme man |
stomkop:
schtomkop (Q102p Amby)
|
een dom persoon [domoor, dommerik, dotskop] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18800 |
domme vrouw |
trien:
⁄n trien (Q102p Amby)
|
een dommme vrouw [lut, kul, dulleke] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17908 |
dompelen |
dompelen:
dompelen (Q102p Amby),
dómpelen (Q102p Amby),
ps. invuller geeft alleen een antwoord op dompelen.
dompele (Q102p Amby, ...
Q102p Amby),
indopen:
ps. invuller geeft alleen een antwoord op dompelen.
induipen (Q102p Amby, ...
Q102p Amby),
indoppen:
induipen (Q102p Amby),
insoppen:
insoppen (Q102p Amby),
ps. invuller geeft alleen een antwoord op dompelen.
insoppen (Q102p Amby, ...
Q102p Amby),
soppen:
soppe (Q102p Amby, ...
Q102p Amby)
|
(in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || dompelen [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || Dompelen: geheel doen onder gaan in een vloeistof (dompelen, duwen, soppen, onderduwen). [N 84 (1981)] || in een vloeistof dompelen [dopen, doppen, dompelen] [N 91 (1982)]
III-1-2, III-4-4
|