25127 |
dragen, gezegd van ijs |
dragen:
drāāge (Q102p Amby)
|
dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20663 |
dragon |
dragon:
dragon (Q102p Amby, ...
Q102p Amby)
|
Dragon; een overblijvende plant met smalle gaafrandige bladeren en 3 mm grote bloemhoofdjes waarvan de jonge bladeren dienen als specerij in sla en bij het inmaken van augurken, zilveruitjes, etc. (drakewortel, kloppenkruid, stragoen). [N 82 (1981)]
I-7, III-2-3
|
20500 |
drank |
drank:
dra.nk (Q102p Amby)
|
drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21153 |
dreef |
allee (<fr.):
Van Dale: allee (<Fr.), laan, brede weg tussen twee of meer rijen bomen.
allei (Q102p Amby, ...
Q102p Amby),
laan:
laan (Q102p Amby)
|
dreef [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18877 |
drenzen |
janken:
jeenkə (Q102p Amby),
jengelen:
jengele (Q102p Amby)
|
drenzen: de kinderen drenzen de hele dag [DC 16 (1948)] || op zeurderige toon huilen [knooiachtig, dremmerig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21759 |
driewieler |
driewieler:
dreijwieler (Q102p Amby)
|
een bestuurbaar voertuig op 3 of meer wielen, voortbewogen door een zich daarin bevindende motor, meestal gedreven door benzine [auto, wagen, kar, tuffer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18866 |
driftig |
giftig:
giftig (Q102p Amby),
kwaad:
koedt (Q102p Amby)
|
driftig [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
22655 |
drijftol |
kokkerel:
koekərēl (Q102p Amby),
kokkerel (Q102p Amby),
kökkerel (Q102p Amby)
|
drijftol [SGV (1914)] || Drijftol. [ZND 01 (1922)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [tol] [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
24939 |
drijfzand |
drijfzand:
drīēfzand (Q102p Amby)
|
drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20499 |
drinken |
drinken:
drinke (Q102p Amby),
drinkə (Q102p Amby),
drīnke (Q102p Amby),
lessen:
lèsche (Q102p Amby)
|
drinken [DC 03 (1934)] || drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)]
III-2-3
|