17887 |
een kuil graven |
een kuil graven:
ən ko-jl grave (Q102p Amby)
|
kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20178 |
een miskraam krijgen |
miskraam krijgen:
miskraom kriege (Q102p Amby)
|
miskraam, Een ~ krijgen (opslagen, omslaan). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
17843 |
een nachtmerrie hebben |
dromen:
Meestal.
druime (Q102p Amby)
|
Nachtmerrie; hoe vertaalt gij, fr. jai eu le cauchemar? [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
18273 |
een paar schoenen |
een paar schoenen:
e paar sjoon (Q102p Amby)
|
een paar schoenen [ZND 06 (1924)]
III-1-3
|
17875 |
een pak slaag geven |
aframmelen:
aaframmele (Q102p Amby),
afrossen:
aafrosse (Q102p Amby)
|
pak slaag geven (batteren, foeksen, foempen, juinen, kletsen, naaien, peren, rossen, smeren, vegen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17876 |
een pak slaag krijgen |
slaag krijgen:
sleig (Q102p Amby)
|
hij zal strepen krijgen (een pak slaag) [ZND 07 (1924)]
III-1-2
|
33722 |
een sloot uitdiepen |
mooien:
mau̯jǝ (Q102p Amby),
mawǝ (Q102p Amby),
schouwen:
sxǫwǝ (Q102p Amby),
uitdiepen:
ūtdēpǝ (Q102p Amby),
uitgraven:
ūtgrāvǝ (Q102p Amby)
|
Het uitdiepen of het op diepte houden van een sloot met behulp van een schop, hak, riek, krabber en een zeis. [A 10, 21; N 18, add.; monogr.]
I-8
|
18077 |
een verkoudheid hebben |
de snop hebben:
iech hup te snŏp (Q102p Amby),
het te pakken hebben:
iech hup t te pakke (Q102p Amby)
|
Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
34542 |
eend |
eend:
ē̜nt (Q102p Amby),
ęi̯nj (Q102p Amby)
|
[JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.]
I-12
|
33414 |
eendenhok |
eendenhok:
ēŋǝ(n)hǫk (Q102p Amby),
ē̜ ̞ndǝ(n)hǫk (Q102p Amby)
|
Afgeschotte ruimte in de stal, doorgaans vlak bij de kippenkooi, waar men eenden houdt. [A 10, 9j]
I-6
|