18956 |
gluiperig |
gluiperig:
gluiperig (Q102p Amby),
gluuperig (Q102p Amby)
|
gluiperig: hij is - [DC 16 (1948)] || huichelachtig, op bedekte wijze, niet open, niet eerlijk [gluips, gluiperig, slinks, wenslinks] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19237 |
goed opschieten met zijn werk |
opschieten:
opscheete (Q102p Amby)
|
goed opschieten met zijn werk [plakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19834 |
goede kamer, ontvangkamer |
cabinet (fr.):
cabinet (Q102p Amby),
goede kamer:
gōi̯ kāmər (Q102p Amby),
voorkamer:
vø̄rkāmər (Q102p Amby)
|
ontvangkamer [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|
19102 |
goedheid |
goedigheid:
ook materiaal znd 24, 20
goaigheid (Q102p Amby),
goaigheit (Q102p Amby)
|
goedheid [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21326 |
goedkoop |
goedkoop:
gooiekuup (Q102p Amby),
gooije koup (Q102p Amby)
|
goedkoop [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
18954 |
goedzak |
godsblok:
gaodsblok (Q102p Amby),
goede jong:
t is zoene gooje jong (Q102p Amby),
goede kerel:
ook materiaal znd 24, 22
ene gooie keel (Q102p Amby),
goede mens:
gooie mins (Q102p Amby),
goede slof:
ook materiaal znd 24, 22
ene gooie sloef (Q102p Amby)
|
een persoon die altijd goed handelt en goed is voor andere mensen [goedzak, godsblok] [N 85 (1981)] || goedzak [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || t Is zulk een goeie jongen. [ZND 08 (1925)]
III-1-4
|
24538 |
gom |
hars:
harsch (Q102p Amby),
lijm:
liem (Q102p Amby)
|
De kleverige, doorschijnende vloeistof die uit spleten of insnijdingen in sommige bomen vloeit en in de lucht hard word; deze stof is i.t.t. hars niet oplosbaar in alcohol of ether gom, plek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17903 |
gooien |
werpen:
werpe (Q102p Amby)
|
werpen [SGV (1914)]
III-1-2
|
20544 |
gort |
geplet koren:
geplèt koore (Q102p Amby)
|
gort; Hoe noemt U: Graan dat op de molen verbrijzeld is, grutten (gort, grut, smoel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24411 |
gouden tor |
goudkever:
goudkiever (Q102p Amby)
|
Hoe noemt u de gouden kever: een soort kever, 15-21mm lang, bladsprietig (goudkever, goudbeest, gouwke, hovenier) [N 83 (1981)]
III-4-2
|