e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=America

Overzicht

Gevonden: 1253
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klein voorploegwiel klein rad: klęi̯n rā.t (America) Het kleine, doorgaans linker voorploegwiel dat "op de voor" loopt. Termen als landrad, tǝndwiel, landsrullen, veldwiel, buitenste rad en voorste rad zijn ook toepasselijk op het op de voor lopende wiel van een karploeg met twee even grote wielen. [N 11, 31.II.b; N 11A, 97b] I-1
kleindochter grootvadersmeidje: grutvadersmadje (America), maagdje van mijn maagdje: omschrijven  ’t megje van mijn megje (America) kleindochter [DC 05 (1937)] III-2-2
kleine hoeveelheid eten kruimeltje: Syst. Eykman  kryməlkə (America) Welk woord kent u voor een zeer kleine hoeveelheid eten (een brusselke, een kriemelke?) [N 16 (1962)] III-2-3
kleinkinderen kindskinderen: NB: "meervoudige betekenis!  kīēndskīēnderen (America), kleinkinder: kleinkiender (America) kleinkind, kleinkinderen [DC 05 (1937)] III-2-2
kleinzoon grootvadersjongetje: grutvadersjungske (America), jong van mijn maagdje: omschrijven  joŏng van mijn megje (America) kleinzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
klepel klepel: klepel (America) De klepel van een klok [bengel?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kletsoor klatskoord: klatskǭrt (America) Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14] I-10
kliekje braad: Syst. Eykman  brōͅi̯ (America) Kliekje, opgewarmde maaltijd (braoj, opstoovertje, prutske?) [N 16 (1962)] III-2-3
klokkenstoel klokkenstoel: klokkestool (America) De stellage, het toestel waarin de klok hangt [klokkegalg, klokkestoel]. [N 96A (1989)] III-3-3
klokkentouw klokkentouw: klokketouw (America) Het touw om de klok te luiden [klokketouw, klokkereep, klokkezeel?]. [N 96A (1989)] III-3-3