20688 |
bal gehakt |
bal gehakt:
Syst. Eykman
bāl gəhákt (L244c America)
|
Bal gehakt (frikkedel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20695 |
balkenbrij |
kruipuit:
Syst. Eykman
kərbūt (L244c America)
|
Balkenbrij (bombaalie?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32309 |
band |
band:
bānt (L244c America)
|
In het algemeen de band die de houten duigen van een vat of kuip omspant en bijeenhoudt. De band is doorgaans van ijzer vervaardigd. Vroeger werden ook houten banden gebruikt. [A 19, 1a; monogr.]
II-12
|
18173 |
barrevoets |
op naakse poten:
poten
up naksə py:t (L244c America)
|
blootvoets [RND]
III-1-3
|
21781 |
bascule |
bascule:
wegen van zakken graan, meel etc.
baskyl (L244c America)
|
Weeginstrument met vaste vloer (bascule). [N 18 (1962)]
III-3-1
|
23344 |
basiliek |
basiliek (<lat.):
baseliek (L244c America)
|
Een basiliek. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33077 |
beginnen te oogsten |
(wij hebben) zomer:
zōmǝr (L244c America)
|
Hier zijn opgenomen de aparte werkwoordelijke uitdrukkingen voor het beginnen aan de oogst. Opgaven als "we gaan maaien" en identieke antwoorden als in het vorige lemma ''oogst'' (5.1.1) binnenhalen zijn weggelaten. Tenzij anders aangegeven moeten alle opgaven gelezen worden als: "we gaan ... ". Vergelijk ook het lemma ''oogst, werkzaamheden'' (4.1.2). [N 15, 9; monogr.]
I-4
|
32716 |
beginvoor, -voren |
aanwerk:
áwę̄rǝk (L244c America)
|
Naar gelang de ploegwijze en de soort van ploeg kan men de eerste voor of voren ofwel in het midden ofwel aan de zijkant(en) van de akker ploegen. In dit lemma zijn de termen verzameld die als benaming voor de beginvoren (of -voor) in het algemeen werden opgegeven of als zodanig konden worden uitgelegd. Dit laatste is het geval met het woordtype aanscheut, voorzover dat werd gegeven n.a.v. de vraag naar "rug, verhoogd middendeel" (JG 1a + 1b). Blijkens opgaven van dat type uit de beide andere bronnen beperkt deze term zich niet tot de beginvoren in het midden. Hij komt inhoudelijk overeen met aanslag, aanwerk, aantrek e.d. waarmee niet zozeer de eerste voor of voren als zodanig, als wel het ploegen daarvan, het aanvangswerk bedoeld wordt. Omgekeerd is het type rug, dat n.a.v. de vraag naar "de eerste voor die de boer ploegt" (N 11, 60), niet hier maar in het volgende lemma opgenomen. Het bij enkele plaatsen vermelde aantal voren heeft betrekking op de aanscheut die in het midden van de akker gemaakt is. Voor voor zie men het lemma ploegvoor. [JG 1a + 1b]
I-1
|
33960 |
bellen aan het haam |
bellen:
bɛlǝ (L244c America),
rosbellen:
rǫs˱bɛlǝ (L244c America),
schellenkrans:
sxɛlǝkrāns (L244c America
[(kleine bellen tegen de linkerkant van het haam)]
)
|
Aan het haam zijn wel eens bellen bevestigd, waarvan er soms meerdere een krans kunnen vormen. Kloters zijn grote, ronde, koperen of bronzen bellen. Rongeltjes bestaan uit een krans van zeven tot acht kleine belletjes in verschillende tonen. [JG 1d; N 13, 14; monogr.]
I-10
|
32572 |
bemesten |
mesten:
mestǝ (L244c America)
|
De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.]
I-1
|