33559 |
notenboom |
notenboom:
-
nootəboe:m (L244c America)
|
okkernoot [DC 17 (1949)]
I-7
|
23408 |
offerblok |
offerblok:
offerblok (L244c America)
|
Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23409 |
offergeld |
offergeld:
offergeld (L244c America)
|
Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33558 |
okkernoot |
noot:
-
noot (L244c America)
|
okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)]
I-7
|
23227 |
oksaal |
koor:
koeer (L244c America)
|
Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20701 |
oliebol |
oliebol:
Syst. Eykman
ōͅliboͅl (L244c America)
|
Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20759 |
oliekoek |
oliekoek:
Syst. Eykman
ōͅlikōk (L244c America)
|
In raapolie gebakken ronde koek van meel, krenten en eieren (oliekoek?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33745 |
omheinen |
afmaken:
āfmākǝ (L244c America),
gelint maken:
gǝlēnt mākǝ (L244c America)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
23479 |
omheining van het kerkhof |
heg:
heg (L244c America)
|
De muur, de omheining van het kerkhof [toen, toun, tuun?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33737 |
omheining van ijzeren spijlen |
stanketsel:
staŋkɛtsǝl (L244c America)
|
Omheining van ijzeren spijlen of staven. [A 25, 4e]
I-8
|