18609 |
nachthemd |
nachthemd:
nachthemd (Q038p Amstenrade)
|
nachthemd [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18608 |
nachtjapon |
nachtjapon:
nachtjapon (Q038p Amstenrade),
nachtskleed:
nachtskleed (Q038p Amstenrade)
|
nachtjapon [nachtpon, bedjak, nachtjak, jak] [N 25 (1964)] || nachtkleding in het algemeen [t naachtdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18660 |
nachtpak |
hansop:
Van Dale: hansop, 2) wijd kledingstuk, gelijkende op de kleding der hansworsten, soort van overall, m.n. als nachtgewaad voor kinderen. vgl. WNT hanssop -hansop. 4) Bij overdracht. Naam voor een kleedingstuk (als nachtgewaad voor kinderen nog in gebruik), gelijkende op het gewaad van den hanssop, en bestaande uit lijf en broek met lange pijpen aan één stuk.
hansjob (Q038p Amstenrade)
|
nachtpak, overall-achtig ~ met een klep aan de achterkant [hansop] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24394 |
nachtvlinder |
pepel:
pepel (Q038p Amstenrade)
|
nachtuiltje, nachtvlinder [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
18937 |
nadeel |
scha:
sjàà (Q038p Amstenrade)
|
het nadeel dat voor iemand uit een gebeurtenis of handeling voortvloeit [schade, schaai, scha, nadeel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17770 |
nagel |
nagel:
nagel (Q038p Amstenrade)
|
nagel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32955 |
nagras, tweede hooioogst |
groe(n)maad:
grōmǝnt (Q038p Amstenrade)
|
De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.]
I-3
|
25124 |
natte sneeuw |
natte sneeuw:
nààtə sjnîê (Q038p Amstenrade)
|
verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33706 |
natuurlijke waterloop |
luimer:
lø̜i̯mǝr (Q038p Amstenrade)
|
Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.]
I-8
|
18909 |
nauwgezet; nauwgezet persoon |
secuur:
səkûûr (Q038p Amstenrade)
|
met zorg en aandacht te werk gaand, niet slordig of oppervlakkig [consciëntieus, secuur, precies, weiger] [N 85 (1981)]
III-1-4
|