34053 |
os |
os:
ø̜s (Q038p Amstenrade)
|
Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.]
I-11
|
24460 |
otter |
otter:
otter (Q038p Amstenrade)
|
otter [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
33763 |
oud, versleten paard |
krak:
krak (Q038p Amstenrade)
|
Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.]
I-9
|
18649 |
oude versleten hoed |
luifhoed:
WNT: luif, 2) Bij vgl. Vooruitstekende rand of vooruitstekend deel van een hoed of steek; vervolgens ook voor den geheelen hoed gebezigd.
luifhood (Q038p Amstenrade),
slappe hoed:
slappenhood (Q038p Amstenrade)
|
hoed, oude versleten of ontredderde ~ [loesj, sjaphoed] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20319 |
oude vrouw |
oud mens:
out mīēnsj (Q038p Amstenrade)
|
oude vrouw [kogehel] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
22317 |
oudejaarsavond |
oudejaarsavond:
ouwejoarsovend (Q038p Amstenrade)
|
Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
22318 |
oudejaarsdag |
oudejaarsdag:
oͅuwəjōͅzdāx (Q038p Amstenrade)
|
31 december [oudjaar]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20229 |
ouders |
ouders:
au̯əš (Q038p Amstenrade)
|
ouders; Komt dit woord in het dialect wel voor? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
25501 |
oven waarbij men in dezelfde ruimte stookt en bakt |
bakoven:
baqǭvǝ (Q038p Amstenrade)
|
De woordtypen "bakhuis", "burenoven", "veldoven", "ovenschap", "leemoven", "boerenoven" duiden op een oven in een bakhuis of op het bakhuis zelf. Moderner van vorm zijn de königswinteroven, ijzeren oven, kookoven, oliestookoven, heteluchtoven. De respondent van L 291 merkt op dat de königswinteroven in gebruik kwam vanaf 1915. [N 29, 1b; monogr.]
II-1
|
25504 |
ovendeur |
deksel:
deksel (Q038p Amstenrade)
|
Het deurtje kan van ijzer zijn of van hout. De houten vormen zijn in de regel ouder. De informant van L 289b zegt dat deze sluiting een plank met een natte zak kan zijn die met een lat of paal tegen de opening van de oven wordt gezet. De woordtypen "stop", "stopsel", "ovenstopsel" wijzen heel waarschijnlijk op een bepaalde vorm vaan dichten. Zo vermeldt Weyns (blz. 27) dat in Oost-Vlaanderen de deur hier en daar een houten blok, 15 cm dik, is dat, voor de gevulde oven geplaatst, met leem, modder, soms zelfs met koedrek gemengd met aarde, wordt dichtgesmeerd. [N 29, 2b; N 29, 2a; OB 2, 3b; OB 2, 3a; monogr.]
II-1
|