e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amstenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
piepen piepen: piepə (Amstenrade) een zacht piepend geluid geven, gezegd van vogels (sjirpen, tjilpen, tjerpen) [N 83 (1981)] III-4-1
pijl pijl: pīəl (Amstenrade) De dunne lichte staaf van hout met een scherpe punt die met een boog naar een doel wordt afgeschoten [pijl, bout, teit, straal, schicht]. [N 88 (1982)] III-3-2
pijn pijn: pin (Amstenrade), wee: wee (Amstenrade) mijn voeten doen mij erg zeer [DC 03 (1934)] || pijn [RND] III-1-2
pilaar pilaar: pĭĕléér (Amstenrade) Een pilaar, de pilaren [pielder(s), pilèèr(e)?]. [N 96A (1989)] III-3-3
pimpelmees langstaartje: lankstertje (Amstenrade) Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)] III-4-1
pink pink: pink (Amstenrade) Pink, de vijfde, kleinste vinger (pinkel, pinker, pink, petieter, piepzakje). [N 84 (1981)] III-1-1
pinksterbloem mariabloem: mariablom (Amstenrade), pinksterbloem: peŋkstǝrblōm (Amstenrade), -  pinksterbloom (Amstenrade) Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem [DC 17 (1949)] I-5, III-4-3
pioen stokroos: in Limb. gekweekt in tuin, rode soort heet......  stokroos (Amstenrade), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  stokroos (Amstenrade) [DC 17 (1949)]Pioen (Paeonia officinalis L.) [DC 17 (1949)] I-7, III-2-1
pissebed molenvarken: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  meuleverke (Amstenrade), WBD/WLD  mūūləvèrkə (Amstenrade) Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] || pissebed, keldermot [GV K (1935)] III-4-2
pit van een steenvrucht knoop: WBD\\WLD  knŏĕp (Amstenrade) De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] I-7