24224 |
piepen |
piepen:
piepə (Q038p Amstenrade)
|
een zacht piepend geluid geven, gezegd van vogels (sjirpen, tjilpen, tjerpen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
22424 |
pijl |
pijl:
pīəl (Q038p Amstenrade)
|
De dunne lichte staaf van hout met een scherpe punt die met een boog naar een doel wordt afgeschoten [pijl, bout, teit, straal, schicht]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17991 |
pijn |
pijn:
pin (Q038p Amstenrade),
wee:
wee (Q038p Amstenrade)
|
mijn voeten doen mij erg zeer [DC 03 (1934)] || pijn [RND]
III-1-2
|
23376 |
pilaar |
pilaar:
pĭĕléér (Q038p Amstenrade)
|
Een pilaar, de pilaren [pielder(s), pilèèr(e)?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24225 |
pimpelmees |
langstaartje:
lankstertje (Q038p Amstenrade)
|
Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
17670 |
pink |
pink:
pink (Q038p Amstenrade)
|
Pink, de vijfde, kleinste vinger (pinkel, pinker, pink, petieter, piepzakje). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24881 |
pinksterbloem |
mariabloem:
mariablom (Q038p Amstenrade),
pinksterbloem:
peŋkstǝrblōm (Q038p Amstenrade),
-
pinksterbloom (Q038p Amstenrade)
|
Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem [DC 17 (1949)]
I-5, III-4-3
|
20060 |
pioen |
stokroos:
in Limb. gekweekt in tuin, rode soort heet......
stokroos (Q038p Amstenrade),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
stokroos (Q038p Amstenrade)
|
[DC 17 (1949)]Pioen (Paeonia officinalis L.) [DC 17 (1949)]
I-7, III-2-1
|
24364 |
pissebed |
molenvarken:
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
meuleverke (Q038p Amstenrade),
WBD/WLD
mūūləvèrkə (Q038p Amstenrade)
|
Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] || pissebed, keldermot [GV K (1935)]
III-4-2
|
33570 |
pit van een steenvrucht |
knoop:
WBD\\WLD
knŏĕp (Q038p Amstenrade)
|
De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)]
I-7
|