e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amstenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rij, wiers baan: baan (Amstenrade) De langwerpige heuveltjes of stroken waarin het nog niet geheel droge hooi wordt bijeengeharkt voordat het op hopen wordt gebracht. [N 14, 101; JG 1b, 2c en Goossens 1963; A 10, 19; A 16, 2; L 38, 37; monogr.] I-3
rijbroek rijbroek: riebrook (Amstenrade) rijbroek met nauw om het onderbeen sluitende pijpen [N 23 (1964)] III-1-3
rijglaars rijglaars: [sic]  rielaars (Amstenrade) laars waarvan het beenstuk moet worden dichtgeregen [N 24 (1964)] III-1-3
rijkdom rijkdom: rīgdom (Amstenrade) rijkdom [RND] III-3-1
rijp rijp: rîêp (Amstenrade) rijp [RND] III-2-3
rijzen gaan laten: gǭ lǭtǝ (Amstenrade) [N 29, 25b; monogr.] II-1
rimpels rimpels: rumpele, rumpel (Amstenrade) Hoe noemt men de plooien in de huid van een mens ? Bedoelt worden vooral de plooien in het voorhoofd. Wat is hiervan het enkelvoud ? [DC 18 (1950)] III-1-1
ringmus veldmus: veldmösch (Amstenrade) Hoe heet de ringmusch? [DC 06 (1938)] III-4-1
ringvinger ringvinger: ringvingər (Amstenrade) Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, iedekje, pillepoort). [N 84 (1981)] III-1-1
robinia acacia: WBD\\WLD  àkkààzĭĕjáá (Amstenrade) De acacia; heeft 10-35 cm. grote varenachtige bladeren samengesteld uit deelblaadjes van 3-5 cm lengte; in het begin van de zomerdraagt de boom hangende bloemtrossen; de takken wijzen soms naar boven (acacia, asdoorn). [N 82 (1981)] III-4-3