34460 |
roepwoord voor de geit |
met, met, met:
mɛt, mɛt, mɛt (Q038p Amstenrade)
|
[N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.]
I-12
|
34461 |
roepwoord voor de jonge geit |
met, met:
mɛt, mɛt (Q038p Amstenrade)
|
[N 19, 74f; VC 14, 2m -r-]
I-12
|
20610 |
roerom |
roerage:
rōēraesj (Q038p Amstenrade)
|
a. Kent men in Uw dialect een woord als troet, postrou, ruierom, potjebuul, potjemeel of iets dergelijks als naam voor een gerecht, bestande uit meel, gekookt in water of melk, gegeten met stroop, vet of boter. Zo ja, hoe luidt het precies?; b. Zo niet, h [DC 32 (1960)]
III-2-3
|
25088 |
roest |
roest:
ròs (Q038p Amstenrade)
|
roest, rood- of bruingele bedekking die aan de oppervlakte van ijzer en staal ontstaat door verbinding met zuurstof, vooral in een vochtige omgeving [roester] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18314 |
rok als bovenkledingstuk |
bovenrok:
baoverok (Q038p Amstenrade)
|
rok als bovenkledingstuk [aoverrok, bovenrok, booveschort] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18320 |
rok van grove stof |
tiereteien rok:
Van Dale: tieretein (<Ofr.), (veroud.) geweven stof met een linnen ketting en een wollen inslag. WNT: tieretein, tierentaeje rock.
teertéje rok (Q038p Amstenrade)
|
rok van grove zware stof [teerteje rok, pels, tiejte sjort] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18284 |
rok: algemeen |
scholk:
schölk (Q038p Amstenrade)
|
vrouwenrok, kledingstuk dat van het middel af naar beneden hangt [rok, schort, schot, malbeusj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18318 |
rokkussentje |
queue de paris (<fr.):
keu de Paris (Q038p Amstenrade)
|
kussentje waarmee men de rok naar achteren doet uitbollen [keu, keuje, vronk] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22443 |
rommelpot |
robbelspot:
rubəlspoͅt (Q038p Amstenrade)
|
De pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18043 |
roodvonk |
roodvonk:
rôêtvónk (Q038p Amstenrade)
|
Roodvonk: epidemische, zeer besmettelijke ziekte waarbij het lichaam overdekt wordt met rode vlekken (roodjong, plan, St. Antonisvuur). [N 84 (1981)]
III-1-2
|