20567 |
snuifje |
snuif:
sjnōēf (Q038p Amstenrade)
|
snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17590 |
snuit |
snoet:
WBD/WLD
sjnôêt (Q038p Amstenrade)
|
Hoe noemt u het vooruitstekende deel van het aangezicht van dieren (snuit, snoefel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
19736 |
soda |
soda:
soda (Q038p Amstenrade)
|
de witte stof, die door kruideniers en drogisten wordt verkocht in poedervorm en die gebruikt wordt om de was uit te koken, om hard water zacht te maken en in een bad waarvan men b.v. een zwerende vinger onderdompelt? (soda) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19513 |
soepketel, waterketel |
marmiet:
koperen ketel met hengsel
marmiet (Q038p Amstenrade)
|
berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20882 |
soepkip |
soepenvlees:
sòppevleisj (Q038p Amstenrade)
|
kip in water gekookt [N 37 (1971)]
III-2-3
|
19521 |
soepterrine |
soepkomp:
soepkoomp (Q038p Amstenrade)
|
soepterrine [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20512 |
soepvlees |
soepenvlees:
sòppevleesj (Q038p Amstenrade)
|
soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18196 |
sok |
sok:
zòk (Q038p Amstenrade),
zök (Q038p Amstenrade)
|
Hoe noemt men de sok (de halflange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] || sok, korte herenkous [zok, vlink, vlik, ene zök] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18338 |
sokophouder |
sokkenophouder:
zökophouwers (Q038p Amstenrade)
|
sokophouder, band om de kuit [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21287 |
soldaat |
soldaat:
suldo.ət (Q038p Amstenrade)
|
soldaat [RND]
III-3-1
|