20942 |
steen |
knop:
WBD\\WLD
knŏĕp (Q038p Amstenrade)
|
De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
18111 |
steenpuist, bloedzweer |
bloedzweer:
blootzjwéér (Q038p Amstenrade)
|
Bloedzweer: pijnlijke, rode, meestal in de nek of oksel optredende huidontsteking (kwader, negenoog). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25502 |
steensoort die bij het bouwen van de oven is gebruikt |
brikken:
brekǝ (Q038p Amstenrade)
|
Uit de opgaven blijkt dat niet steeds dezelfde steensoort wordt gebruikt bij het bouwen van de ovn. Ook wordt voor de binnenkant wel een andere steen gebruikt dan voor de buitenkant. Zo merkt de respondent van Q 113 op dat brikkenstenen voor de buitenkant en steensoort uit königswinter voor de binnen-kant benut worden. De woordtypen "leem", "zonnebakkersleem", pijpaarde", "chamotte" duiden op de grondstof en niet op de steensoort. Volgens de respondent van L 270 vormen vuurvaste tegels de vloer. In ditzelfde vlak moet men de woordtypen "plavuizen" en "leemplavuizen" interpreteren. Voor een uitgebreidere technische beschrijving van de ovenbouw zie men o.a. J. Weyns, Bakhuis en broodbakken in Vlaanderen, blz. 22 e.v. [N 29, 1c; monogr.]
II-1
|
22367 |
stelt |
stelt:
sjteͅəlt (Q038p Amstenrade)
|
Elk van de beide staken met een dwarsklamp waarop men de voet zet en die gebruikt worden om daarmee grotere stappen te doen [stelt, staak, schaats]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
baar:
baar (Q038p Amstenrade),
baartje:
béérke (Q038p Amstenrade)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20323 |
sterven |
kapotgaan:
kapot˲gǭn (Q038p Amstenrade),
WBD/WLD
káápòt gaon (Q038p Amstenrade),
sterven:
sjtérve (Q038p Amstenrade)
|
Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven van een mens [N 38 (1971)]
I-11, III-2-2, III-4-2
|
24822 |
sterven van een plant |
kapot gaan:
kapot gaon (Q038p Amstenrade)
|
sterven van een plant [N 38 (1971)]
III-4-3
|
20151 |
stiefdochter |
stiefdochter:
šteͅi̯f˂doͅxtər (Q038p Amstenrade)
|
stiefdochter [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20341 |
stiefkinderen |
stiefkinder:
šteͅi̯fkeͅnjər (Q038p Amstenrade)
|
stiefkinderen [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20340 |
stiefmoeder |
stiefmoeder:
šteͅi̯fmōdər (Q038p Amstenrade)
|
stiefmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|