21284 |
vechten |
zich kloppen:
zich klöppə (Q038p Amstenrade)
|
ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
34266 |
vee |
beesten:
bīǝstǝ (Q038p Amstenrade),
vee:
vē (Q038p Amstenrade)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
21423 |
veel geld waard |
veel geld waard:
veul geltj wêêrt (Q038p Amstenrade)
|
veel geld waard: Die oude eikehouten kast is - - - [DC 39 (1965)]
III-3-1
|
18373 |
veel te grote schoen |
schoen die sloft:
sjoon die sloefe (Q038p Amstenrade)
|
schoen, veel te grote ~ [affeseersjoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18547 |
veel te wijde broek |
flodderboks:
flodderboks (Q038p Amstenrade)
|
broek, veel te wijde ~ [flodderboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24262 |
veer |
veer:
véér (Q038p Amstenrade)
|
veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
34244 |
vel op gekookte melk |
vel:
vɛl (Q038p Amstenrade)
|
Het vlies dat ontstaat bij afkoeling van gekookte melk. [N 6, 16; L 6, 16; L 14, 23; A 39, 7b]
I-11
|
20943 |
vel op melk |
vel:
vel (Q038p Amstenrade)
|
velletje van melk [DC 39 (1965)]
III-2-3
|
24919 |
veld, open land |
veld:
vèltj (Q038p Amstenrade)
|
veld, open land buiten de steden en dorpen, voor akkerbouw [pals] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23494 |
veldkruis |
veldkruis:
vèltjkrŭŭts (Q038p Amstenrade)
|
Een kruisbeeld in het veld, langs de openbare weg opgericht [veldkruis, devotiekruis?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|