20391 |
echtgenote |
vrouw:
vrouw (Q038p Amstenrade)
|
de vrouw met wie men getrouwd is [wijf, vrouw] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
eikheureke (Q038p Amstenrade),
eikheurke (Q038p Amstenrade)
|
eekhoorn [DC 07 (1939)], [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|
21811 |
een bevel opvolgen |
luisteren:
lôêstərə (Q038p Amstenrade)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
ən boͅtəram šmīərə (Q038p Amstenrade)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
34532 |
een ei |
ei:
ē̜i̯ (Q038p Amstenrade)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
34541 |
een ei afpellen |
(de) schaal dervan doen:
šāl dǝrvan duǝ (Q038p Amstenrade)
|
Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b]
I-12
|
20131 |
een hond vleien |
femelen:
WBD/WLD
fīēmələ (Q038p Amstenrade)
|
Hoe noemt u een hond vleien (fluren, flemen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
20508 |
een kater hebben |
een kater hebben:
unnə káátər höbbə (Q038p Amstenrade)
|
kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17887 |
een kuil graven |
een lok maken:
ə laok máákə (Q038p Amstenrade)
|
kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20178 |
een miskraam krijgen |
een miskraam krijgen:
ənnə miskraom krīēgə (Q038p Amstenrade)
|
miskraam, Een ~ krijgen (opslagen, omslaan). [N 84 (1981)]
III-2-2
|