18564 |
kamerjas |
sjamberloek:
vaak spottend gebruikt voor iets dat je niet stond "wat hebs die veur ene sjamberloek aan?"[Van Dale: sjamberloek (<Hd. < Turks yagmurlyk, regenmantel), kamerjapon voor heren, wijde huisjas met ceintuur]
sjamberloek (Q038p Amstenrade)
|
kamerjas [sjamberloe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18638 |
kamizool |
kamizool (<fr.):
betekenis: vest
kamizaol (Q038p Amstenrade)
|
kamizool, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
22336 |
kampen |
kavelen:
kāvələ (Q038p Amstenrade)
|
Uitmaken wie de winnaar is bij gelijke stand [kamp, kavalen, kanteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21173 |
kanaal |
vaart:
vaart (Q038p Amstenrade)
|
vaart: Die vaart, dat meer is ondiep (met vaart wordt bedoeld een water dat ter bevaring dient....) [DC 20 (1951)]
III-3-1
|
20599 |
kandeel |
grog:
gròk (Q038p Amstenrade)
|
kandeel; Hoe noemt U: Warme drank bereid uit wijn (bier, melk) met eierdooiers, suiker en kaneel, al of niet met wittebrood (kandeel, zuipen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19578 |
kandelaar |
kaarsenlucht:
kèèrsenluch (Q038p Amstenrade)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
23431 |
kandelaar op het altaar |
kandelaar:
kàndeléérs (Q038p Amstenrade)
|
De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19109 |
kans |
kans:
kans (Q038p Amstenrade)
|
De mogelijkheid, waarschijnlijkheid om te winnen of te verliezen [kans, hasard]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18677 |
kap van een lange schoudermantel |
kap:
kap (Q038p Amstenrade)
|
kap van lange schoudermantel zonder mantel [kovel, keuvel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23489 |
kapelletje |
kapelletje:
kápélkə (Q038p Amstenrade)
|
Een bedehuisje langs de weg of in het veld, gebouwd uit devotie voor een heilige of uit dankbaarheid voor verkregen gunsten [kapel, kapelleke, kapelke, kapelsje, heiligenhuisje, keske(=kastje)?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|