e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L250p plaats=Arcen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
matras matras: matras (Arcen) Het algemene woord voor een met stro, paardehaar, kapok, veren enz. stijf gevulde beddezak die dient als onderbed (matras, bed) [N 79 (1979)] III-2-1
mattenklopper mattenklopper: matəkloͅpər (Arcen) mattenklopper [DC 15 (1947)] III-2-1
mayonaise mayonaise: màjjənéézə (Arcen) mayonaise [RND] III-2-3
mazelen mazelen: mazele (Arcen), mazelen (Arcen) Hoe noemt men de besmettelijke kinderziekte waarbij de huid vele kleine rode vlekjes vertoont (Nederl. mazelen)? [DC 25 (1954)] || mazelen [SGV (1914)] III-1-2
mede mede: met (Arcen), mĕĕj (Arcen) mede (drank) [SGV (1914)] III-2-3
meel meel: mę̄l (Arcen) Het gemalen, maar nog niet bewerkte graan. Het woordtype boulté, het voltooid deelwoord van het Waalse ɛboulterɛ, ɛbouleterɛ, ø̄builenø̄, duidt er mogelijkerwijs op dat het graan in de genoemde plaatsen al een bepaalde bewerking heeft ondergaan. Zie ook het lemma ɛgemalen, niet gezuiverd graanɛ in wld II.1, pag. 85.' [Wi 53; JG 1a; JG 1b; l monogr.; N O, 37b; Sche 49; Sche 55; Vds 144; Vds 145; Vds 159; Jan 151; Jan 167; Jan 242; Coe 152; Coe 217; Grof 153; Grof 176; monogr.; Vld; Jan 9; Jan 10; Jan 11; Jan 14; Coe 9; Coe 14; N O, 24a; A 42A, 40; N D, 23; A 42A, 36 add.; N O, 19b] II-3
meel dat gebruikt wordt voor peperkoekdeeg roggemeel: rǫgǝmɛ̄l (Arcen) [N 29, 88a; N 29, 88b] II-1
meel dat gebruikt wordt voor taai-taaideeg roggemeel: rǫgǝmɛ̄l (Arcen) [N 29, 87a; N 29, 87; N 29, 87b] II-1
meelbak glijplank: glijplank (Arcen) De houten bak onderaan de meelpijp waaraan de te vullen meelzak wordt bevestigd. Zie ook afb. 83 en 84. Het woorddeel ømeelŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 24c; A 42A, 41; Sche 56; Vds 164; Jan 168; Coe 153; Grof 182; N D, 23; monogr.; A 42A, 40; N O, 24a; N D, 33] II-3
meelopslagplaats meelzolder: mɛ̄lzǫldǝr (Arcen) De ruimte of plaats waar het meel opgeslagen wordt. [N 29, 105b; N 29, 105e] II-1