e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L250p plaats=Arcen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muurbloem muurbloemetje: of stinkvioejl  moorblumke (Arcen), stinkviool: -  stinkviolen (Arcen), of moorblumke  stinkvioejl (Arcen) muurbloem [DC 17 (1949)] III-4-3
muziek muziek: meziek (Arcen) muziek [SGV (1914)] III-3-2
naad naad: nǭt (Arcen) Verbinding die ontstaat bij het aanelkaarnaaien van twee stukken van een stof (Van Dale, pag. 1769). [Wi 5; S 25; Gi 1.IV, 14] II-7
naaien naaien: nē̜jǝ (Arcen), nęjǝ (Arcen), nɛjǝ (Arcen) Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.] II-7
naaister naaister: nɛjstǝr (Arcen) De algemene benaming voor een vrouw die als beroep heeft het verrichten van naaiwerk en het vervaardigen van kledingstukken. [N 59, 196; N 62, 1b; N 62, 1d; MW; Wi 18; monogr.] II-7
naakt naaks: neks (Arcen) naakt [SGV (1914)] III-1-3
naald naald: nǫlt (Arcen) De naald is een draad gehard staal, voorzien aan de ene zijde van een spitse punt en aan de andere zijde van een oog om de draad door te steken. De kleermaker of naaister gebruikt ze om te naaien, te stoppen of te borduren. Men kent naalden in verschillende lengtes en diktes. De keuze van de naald hangt af van het beoogde doel, de draad en dikte van de draad en de dikte van de stof (Gerritse, pag. 26 en 27). [N 59, 11a; N 62, 49a; N 62, 49c; L 5, 2; L 8, 29; L B1, 76; Gi 1.IV, 13a; MW; Wi 6; S 25; monogr.] II-7
naar de kerk naar de kerk: nŏa de kèrk (Arcen) naar [~ de kerk] [SGV (1914)] III-3-3
naar huis gaan naar huis gaan: noa hoes goan (Arcen) naar huis gaan [DC 03 (1934)] III-1-2
naar links haar: hār (Arcen) Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.] I-10