e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L250p plaats=Arcen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nieuwsgierig nieuwsgierig: neisgérrig (Arcen) nieuwsgierig [SGV (1914)] III-1-4
niezen niesten: niĕste (Arcen) niezen, proesten [SGV (1914)] III-1-2
nijdnagel nagelring: nagelrink (Arcen) Hoe noemt men een los stukje vel aan de rand van de nagel van een vinger? (Nederl. nij(d)nagel, dwangnagel, stroopnagel). [DC 30 (1958)] III-1-2
niks waard niks waard: wêrd (Arcen) waard (dat is niets ~) [SGV (1914)] III-3-1
noemen noemen: neume (Arcen) noemen, een naam geven [DC 03 (1934)] III-2-2
nog niet uitgerezen deeg onrijp: onrīp (Arcen) [N 29, 26a; monogr.] II-1
nok vorst: vōrs (Arcen) De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.] II-9
noodbed, kermisbed kermisbed: kermisbet (Arcen) Bed dat in tijd van nood op de grond wordt opgemaakt (kermisbed, paljas, paljas parterre) [N 79 (1979)] III-2-1
noot noot: neut (Arcen) noot [DC 47 (1972)] III-2-3
nors frech (du.): vrek (Arcen) norsch (barsch) [SGV (1914)] III-3-1