e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L250p plaats=Arcen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
notenboom notenboom: -  noteboem (Arcen), notenboeëm (Arcen) okkernoot [DC 17 (1949)] || okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)] I-7
ochtend (vanmorgen ochtend: de merge (Arcen) s morgens) [SGV (1914)] III-4-4
oever kant: kant (Arcen), ps. boven de Å staat nog een `; deze combinatieletter is niet te maken.  kānt (Arcen), oever: oover (Arcen) oever [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] III-4-4
oeverzwaluw oeverzwalf: oeverzwelf (Arcen) oeverzwaluw [DC 18 (1950)] III-4-1
ogenblikje, korte tijd, eventjes ogenblik: oeegenblik (Arcen) ogenblikje [DC 03 (1934)] III-4-4
okkernoot noot: noot (Arcen), nöt (Arcen), -  neut (Arcen), noot (Arcen), walnoot: -  walneut (Arcen) noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] || okkernoot [DC 17 (1949)] || okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)] I-7
olie olie: oalie (Arcen) olie [SGV (1914)] III-2-3
olieverf olieverf: ǭli[verf] (Arcen) Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.] II-9
omheinen gelint maken: gelint maken (Arcen) Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8
omheining tuin: tūn (Arcen) De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.] I-8