e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L250p plaats=Arcen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onweersbui donderbui: donderbuuj (Arcen), schoer: schoor (Arcen) donderbui [SGV (1914)] || onweersbui [SGV (1914)] III-4-4
ooft ooft: oft (Arcen) ooft [Willems (1885)] III-2-3
oog doppen (mv.): Alleen mv.  döp (Arcen), oog: oeəg (Arcen), ooəg (Arcen), ōēəg (Arcen), uəgə (Arcen) ogen [RND] || oog [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
ooglid oogdeksel: oegdeksel (Arcen) Ooglid - Als men de ogen sluit, gaat er iets dat men een klepje zou kunnen noemen, over het oog heen. Hoe noemt men dit klepje? [DC 39 (1965)] III-1-1
ooglid: bovenste ooglid bovenste lid: beuvenste lid (Arcen) Ooglid - Als men de ogen sluit, gaat er iets dat men een klepje zou kunnen noemen, over het oog heen. Hoe noemt men dit klepje? [DC 39 (1965)] III-1-1
ooglid: onderste ooglid onderste lid: ônderste lid (Arcen) Ooglid - Hoe noemt men het andere klepje, aan de onderzijde van het oog? [DC 39 (1965)] III-1-1
oogst -opbrengst bouw: [bouw] (Arcen) Oogst in de betekenis van "een goede oogst" of "de oogst staat er goed voor"; het tweede deel van deze laatste uitdrukking is ondergebracht in het volgende lemma. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen [oogst], [bouw] en [bouwt], zie het lemma ''oogst -werkzaamheden'' (4.1.2); de in dit lemma gedocumenteerde varianten van oogst komen daar ofwel in het geheel niet voor, ofwel (soms) als een wezenlijk andere variant. [N 15, 11; L 5, 29; L 39, 39; S 27; monogr.; add. uit N 15, 10 en12] I-4
oogst -werkzaamheden bouw: bǭu̯ (Arcen), oogst: uǝxst (Arcen), oogstbouw: ōǝxs˱bǭu̯ (Arcen) Het geheel van de werkzaamheden; het zelfstandig naamwoord. Zie ook Fsa, I, kaart 9. In vergelijking met N 15, 7 ("alle oogstwerkzaamheden te zamen") levert N 15, 8 ("graanoogst") in het geheel geen nieuw materiaal op; overal worden samenstellingen met graan (zie het lemma ''graan, koren'' 1.2.1) en van de opgave van N 15, 7 opgegeven. In het materiaal S 27 staan beide woorden oogst, eerst in de betekenis "het geheel van de werkzaamheden" en daarna in die van "opbrengst", onder elkaar en dat heeft waarschijnlijk suggestief gewerkt, vandaar de talrijke gelijkluidende antwoorden in het lemma ''oogst -opbrengst'' (4.1.3). Voor de behandeling van de varianten van het type oogst, vergelijk de toelichting bij het lemma ''oogsten'' (4.1.1). [N 15, 7 en 8; S 27; Wi 52; NE 3.V, 6g; monogr.; add. uit L 40, 8] I-4
oogsten oogsten: u̯ēxstǝ (Arcen) De algemene benaming voor het geheel van werkzaamheden in de oogsttijd; het werkwoord. In Belgisch Limburg is de oorsponkelijke betekenis van oogsten "naoogsten, aren lezen", zie het lemma ''aren lezen'' (5.2.4). Bij het woordtype oogsten zijn de varianten eerst naar de klankkleur van de klinker, en daarbinnen op de medeklinkercluster (wegval) geordend. [L 40, 8; Wi 43; monogr.; add. uit N 15, 7] I-4
ooievaar ooievaar: oeievaar (Arcen), ooievaar (Arcen) ooievaar [DC 35 (1963)], [SGV (1914)] III-4-1