17757 |
oor |
oor:
oer (L250p Arcen),
oeər (L250p Arcen),
ōēər (L250p Arcen),
uərə (L250p Arcen)
|
oor [DC 01 (1931)] || oren [RND]
III-1-1
|
17615 |
oorlel |
oorlap:
oeərlap (L250p Arcen),
oorlapje:
ōēərlèpkə (L250p Arcen),
oorlel:
ōēərlèl (L250p Arcen)
|
oorlel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
19409 |
oorvormig handvat |
oor:
ōēr (L250p Arcen)
|
Oorvormig handvat van b.v. een kopje, pan, kan etc. (oor, handsvat, handvat) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24361 |
oorworm |
oorratel:
oerratel (L250p Arcen),
oorworm:
oerworm (L250p Arcen)
|
oorworm (firficula auricularia) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
24868 |
oot |
evie:
-
evie (L250p Arcen)
|
oot [wilde haver] [DC 30 (1958)]
III-4-3
|
33293 |
oot, wilde haver |
evie:
ēvi (L250p Arcen)
|
Avena fatua L. Een vrij algemeen voorkomend lastig onkruid op bouwland, in korenvelden en wegbermen, dat er haverachtig uitziet met een wijde, pluimvormige aar. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 60 tot 120 cm. Vergelijk lemma Evene in WLD.I, afl. 4. [A 30, 2; A 60A, 81; L 49, 2; monogr.; add. uit JG 1a, 1b]
I-5
|
23198 |
op bedevaart gaan |
bedevaart doen:
bèèvert doon (L250p Arcen, ...
L250p Arcen)
|
Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
17935 |
op de loop gaan |
op de loop gaan:
op te luəp goan (L250p Arcen)
|
op de loop gaan [SGV (1914)]
III-1-2
|
32920 |
op rijen zetten |
wallen:
wɛlǝ (L250p Arcen)
|
Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.]
I-3
|