e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L250p plaats=Arcen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ritselen ritselen: ritsele (Arcen) ritselen [SGV (1914)] III-4-4
rochelen rochelen: rochele (Arcen) rochelen [SGV (1914)] III-1-2
rode aalbes miemer: mīēmer (Arcen) aalbes [SGV (1914)] I-7
rode biet kroot: krut (Arcen) Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5
rode bieten kroten: kroeten (Arcen) rode bieten; Wanneer ze als groente voor het eten bestemd zijn en er wordt thuis gevraagd: "Wat eten we vandaag?"wat wordt er dan geantwoord? "We eten vandaag ............. [DC 49 (1974)] III-2-3
rode bosmier boszeikdemp: bosseikdimpen (Arcen), rode zeiker: rooie seikers (Arcen) mier, grote donkere [DC 43 (1968)] || mier, kleine rode — [DC 43 (1968)] III-4-2
roede pezerik: pēzǝrek (Arcen) Mannelijk geslachtsdeel. [N 76, 14; monogr.] I-12
roedegaten askopgaten: askopgaten (Arcen) De twee gaten in de askop waarin de roeden worden bevestigd. Zie ook afb. 45. [N O, 10c; A 42A, 75] II-3
roedewiggen spieën/spijen: spieën/spijen (Arcen) De houten wiggen waarmee de roeden vooraan of opzij in de askop worden vastgezet. [N O, 3a; A 42A, 76] II-3
roep- en lokwoord voor de eend woele, woele: wulǝ, wulǝ (Arcen) [L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.] I-12