24349 |
runderhorzellarve |
horzelworm:
horstelwörm (L250p Arcen)
|
larve van de runderhorzel [DC 45 (1970)]
III-4-2
|
24371 |
rups |
rups:
roeps (L250p Arcen, ...
L250p Arcen,
L250p Arcen)
|
rups [SGV (1914)] || rups rups [DC 46 (1971)]
III-4-2
|
17832 |
rusten |
rusten:
röste (L250p Arcen)
|
rusten [SGV (1914)]
III-1-2
|
25042 |
ruw, ruig |
ruw:
rouw (L250p Arcen, ...
L250p Arcen)
|
ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)]
III-4-4
|
23321 |
sacristie |
gerfkamer:
gerfkamer (L250p Arcen)
|
gerfkamer [SGV (1914)]
III-3-3
|
21332 |
samenspannen |
overhouden:
mit immend overha (L250p Arcen)
|
heulen (met iemand) [SGV (1914)]
III-3-1
|
31806 |
schaaf |
schaaf:
sxāf (L250p Arcen)
|
Werktuig, bestaande uit een houten blok waarin een beitel in schuine stand zodanig is bevestigd, dat het snijvlak ervan aan de onderzijde enigszins uitsteekt. De schaaf wordt gebruikt om hout vlak te maken of om er een bepaalde vorm aan te geven. [N 53, 53; S 30; monogr.]
II-12
|
34539 |
schaal van een ei |
eierschaal:
ęi̯ǝrsxāl (L250p Arcen)
|
Het kalkachtige omhulsel van een ei. Onder het woordtype schaal verbergen zich twee verschillende woorden, die in het Nederlands zijn samengevallen, doordat de Westgermaanse ā van het eerste woord, dat "komvormig voorwerp" betekende, en de Westgermaanse a in open lettergreep van het tweede woord, dat "omhulsel" betekende, beide een lange ā opleveren. De meeste Limburgse dialecten onderscheiden echter nog steeds deze twee historische klinkers. In de westelijke helft van Belgisch Limburg (gebied I) heeft ''schaal'' "eierschaal" een vocalisme dat Westgermaanse ā voortzet, in de oostelijke helft, in heel Nederlands Limburg evenals in het noordoosten van de provincie Luik (gebied II) een dat Westgermaanse a in open lettergreep voortzet. In dat oostelijke gebied is daarnaast ook schaal met oude ā vaak bekend, maar het betekent er "groot, plat bord", "collecteschaal" of "weegschaal". In enkele noordwestelijke Belgisch Limburgse dialecten heeft algehele (gebied III) of gedeeltelijke (gebied IV) samenval van ā en a in open lettergreep plaatsgevonden, zodat er niet kan worden uitgemaakt op welke van de twee oorspronkelijk verschillende woorden het woordtype schaal er teruggaat. Zie hiervoor in de bibliografie Goossens 1967. Enkele Nederlands Limburgse gegevens bevatten een historische ā. Blijkbaar gaat het hier om verwarring met het woord ''schaal'' voor "schotel".' [N 19, 55a; JG 1b, 1c, 2c; A 39, 9a; A 39, 9b; monogr.]
I-12
|